Categorie archieven: Zeilen

Vakantie met de Roos

Hebt u dat ook wel eens? Dat juist als jíj met vakantie gaat, het weer omslaat. En als je dan weer terug bent, slaat het weer om.

Dat hadden wij dit jaar. We hebben dit jaar kans gezien precies tussen twee perioden van mooi, zonnig en warm weer in met vakantie te gaan. Drie weken lang. De eerste week woei het hard en gegeven het feit dat we met de Roos, een redelijk grote zeilboot, op pad gaan lijkt dat plezierig, maar het woei soms wel erg hard en dan is dat niet zo. Dan wordt op het water vertoeven, zeilend of anderszins, meer overleven.

De tweede week werd het vooral koud en ook nat. Wat dat laatste betreft, vaak is het zo, dat het toch veel korter regent dan je, binnen zittend, denkt. Op een gegeven moment werd het zo koud, dertien graden, dat we besloten de Wadden, waar we inmiddels waren aangekomen, te verlaten en terug naar het binnenland te gaan. Daar is het altijd een paar graden warmer dan aan de kust. Dat is in Scheveningen, waar we wonen, ook zo. De derde week werd het beter, de zon begon te schijnen, het bleef droog, maar het was nog steeds behoorlijk koud: zeventien graden.

Ondanks dit relaas over het weer, hebben we het erg naar ons zin gehad. We hebben van de ‘nood’ een deugd gemaakt en zijn naar gebieden gegaan waar we normaalgesproken niet komen. Zo kwamen we in Lelystad, in Batavia-haven om precies te zijn. Het is een rustige haven vlakbij de Batavia-werf en Batavia Stad. De haven heeft een enigszins mediterrane uitstraling, met een kleine boulevard met kroegen en restaurants. Daar hebben we gezellig van genoten. Batavia Stad is een outlet, met tal van beroemde merken die hier ‘voor weinig’ hun leftovers slijten.

Na Lelystad zijn we naar Blokzijl gevaren. Ook al zo’n plaats waar je nooit komt, behalve om er te eten bij ‘Kaatje bij de sluis’. Blokzijl en Vollenhoven, zijn voormalige Zuiderzee stadjes en die uitstraling hebben ze weten te behouden: je ziet de oude vissersboten, botters, aken, bollen, schokkers  in de oorspronkelijke haven voor je. Je moet dan wel even door alle motorboten ‘heen’ kijken.

Van Blokzijl gingen we het natuurgebied De Wierden en de Weerribben in. En naar Giethoorn natuurlijk. In Giethoorn hebben een zogeheten fluisterboot gehuurd om door het dorpje en natuurgebied te varen. Een fluisterboot is overigens qua model een replica van een punter, een visserszeilbootje. Er zit nu een elektrische buitenboordmotor op. Vandaar het woord ‘fluister’, want de motor maakt geen lawaai. Het was leuk om te doen en Giethoorn vanaf het water te zien. Het deed me denken aan de film Fanfare van Bert Haanstra uit 1958 waarbij twee rivaliserende fanfare-orkesten elkaar te lijf gaan om een bittere maar komische strijd uit te vechten.

Ook de Weerribben hebben we bezocht. We voeren er met de Roos doorheen. Als je ooit in Nieuwkoop of Vinkeveen bent geweest, kijk je er niet zo van op: het gaat om het afsteken van turf en vervolgens het verbouwen van riet. Maar mooi is het wel.

Koud maar voldaan keerden we naar Woudsend terug.

Eilandgevoel (deel 3 van 3): Avonturen

Al twee eerdere bloggen schreef ik over het eilandgevoel (zie de blog over het Eilandgevoel, deel 1 en 2 van 3). Het is echt iets bijzonders.
De vorige bloggen over dit onderwerp gingen over het eilandgevoel zelf en wat ik als kind op Vlieland had meegemaakt. Nu gaat het over de avonturen die ik er beleefde, vanuit de watersport en vooral op en rondom Vlieland.
Zo kwam ik met mijn vader, mijn oudere zus, Marianne en onze zeilboot vanuit Terschelling naar Vlieland gezeild en lagen er vervolgens enkele dagen verwaaid. Mijn moeder en jongere zus, Dorine, waren op Terschelling achtergebleven. Door de harde wind konden we niet meer terug. We hadden geen enkel contact meer. Dagenlang zou dat zo blijven. Het was 1966.
Jaren later beleefde ik vakantie op Vlieland met mijn eigen jonge gezin. We verbleven in het toen nog rustieke en romantische oorspronkelijke Strandhotel, inmiddels een modern conferentieoord. Het autovrije Vlieland is immers ideaal voor kinderen. Het was 1989.
Uiteindelijk kwam ik er met mijn eigen boot, een platbodem, zeer geschikt voor de Waddenzee. We beleefden door de jaren heen het ene na het andere spannende avontuur, zoals met harde wind niet de haven in kunnen, omdat hij vol was. Er was een ketting voor de ingang gespannen. We werden gedwongen op de rede van Oost-Vlieland aan lagerwal voor anker te gaan: geen pretje!
Of, toen we weer eens op de rede van Vlieland drooggevallen lagen, de wind opstak en, nadat het water was teruggekeerd, het anker begon te krabben en we midden in de nacht alsnog de haven moesten opzoeken om te vermijden dat we tegen de dijk zouden worden geslagen. De kinderen zaten met angstige gezichtjes in de kajuit. We hoorden de een vragen “zinken we?” “Nee”, zei een ander, “we zitten al op de bodem!”
Uren later, veilig in de haven langszij een visserschip, vierden we met een glaasje Schippersbitter om vier uur ’s nachts de goede afloop. Het was 2002.
En wat te denken van die keer dat we midden in de haveningang, bekend om z’n sterke stroming, een stootkussen verloren. Beschamend! Het stootkussen wel opgepikt natuurlijk.
Zo kan ik nog wel even doorgaan. Bijvoorbeeld, dat we bij vertrek uit de haven een kind bleken te zijn vergeten dat nog op de kade stond. Hij bleek ‘nog even naar de wc te zijn gegaan’! Het was 2005.

Zeilen met de Jet

Er zijn van die momenten dat het leven echt aangenaam is, ondanks alle crises die we om ons heen ondervinden, respectievelijk ons laten aanpraten. Zo hebben we een kleine zeilboot, een ‘valk’. Dit type kleine zeilboot heet Geuzenvalk. En hij, eigenlijk zou je moeten zeggen ‘zij’, heet Jet. We hebben het verder over dé Jet. Want zij is geen persoon, maar een ding.
We zeilen er af en toe mee op de de Friese meren, meer in het bijzonder het Heegermeer en de Fluessen. En dat is echt prettig en leuk.
Het is een heerlijke boot. Je blijft er redelijk droog in, hij buist namelijk niet zoveel, tenzij het hard waait. Dan komt er soms toch echt wel buiswater (spatwater) binnen. Bij een beetje wind gaat hij al gauw hard en schuin. Het zeilen met zo’n Valk is echt watersport. Want je bent dicht bij het water. Je kunt overal varen, hij steekt niet diep. De kiel steekt slechts 80 centimeter Je kunt heerlijk langs het riet scheren of dwars over het meer gaan,. Bij een Noordwesten wind kun je helemaal over het Heegermeer en de Fluessen naar de Galamadammen zeilen, in één ruk. En dan weer terug. Alles bij elkaar heb je daarmee met een redelijk windje in anderhalf uur heen en anderhalf uur terug, een flink eind af gelegd.
Je kunt, als je dat zou willen, er met z’n vieren in slapen, maar dat is echt iets voor jongelui, zij slapen immers onder alle omstandigheden. Alhoewel, ik met zeggen, dat ik best samen met mijn Jolan met z’n tweeën een paar nachtjes op de Jet zou willen doorbrengen. De breedte van de kuip, waarvan je op de bodem slaapt, is van een twijfelaar, dus dat zou wel moeten gaan. Toen ik de leeftijd van zo’n 20 jaar had, sliepen we met z’n vieren in een 16 Kwadraat, een grote BM in de volksmond geheten en die is kleiner dan de Valk. Enfin, lijkt me toch wel erg leuk.
 
De boot is in een oogwenk opgetuigd en afgetuigd. Dat gaat zo snel, dat het geen beletsel vormt om ‘even’ een rondje om het meer te doen. Er hangt een hulpmotortje van drie pk achterop. Heb je niet echt nodig, maar is wel handig. Als ergens door bebouwing of bossages de wind wegvalt, hup motortje aan en je bent er weer doorheen,
Wat ook leuk is, is varen met de Roos. Dat is een onderwerp voor een volgende blog.

Skûtsjes Silen


Iedereen in Nederland heeft wel eens van het Skûtsjes Silen gehoord. Het zijn zeilwedstrijden met oude kleine vrachtschepen, die jaarlijks in de zomer tegen elkaar wedstrijdzeilen op de Friese meren.

 

Het stamt af van de tijden dat er nog geen gemotoriseerde schepen waren. Er werd toen ook al tegen elkaar gevaren, maar het was bittere, zakelijke ernst: wie het eerste de markt bereikte, had de beste prijs. Zoiets als met vlaggetjesdag in Scheveningen: wanneer de eerste nieuwe haring aan wal wordt gebracht. De lange en ondiepe platbodemschepen werden hoofdzakelijk ingezet om turf te vervoeren, naar bijvoorbeeld de boerderijen in het uitgestrekte Friese land.

 

Het huidige Skûtsjes Silen is dus een voortzetting van die strijd. Nu een toeristische trekpleister, maar ook een eervolle aangelegenheid. En er zijn regels. Zo luidt een van de regels dat de schipper uit een Fries schippersgeslacht moet komen.

 

Tientallen jaren waren er veertien skûtsjes, die eind juli op de Friese meren tegen elkaar streden en dat nog steeds doen. De veertien skûtsjes zijn gelinkt aan veertien dorpen en steden. Vergelijkbaar met de Friesche Elfsteden. Ze noemen zich SKS. Ik zal u niet vermoeien met waar dat voor staat, het is Fries.

 

Bij deze veertien dorpen en steden wrong na verloop van tijd een schoen: andere skûtsjes meldden zich. Maar werden niet toegelaten. De veertien bleken een gesloten club. Op hun beurt hebben deze skûtsjes hun eigen club opgericht, de IFKS en hebben zich in een enorme groei mogen verheugen. Er zijn er inmiddels wel vijftig. 

 
Uit alle hoeken en gaten werden oude skûtsjes, soms vervallen tot lelijke woonboten of erger nog, half gezonken, te voorschijn gehaald. Ze werden met veel enthousiasme opgeknapt en verbouwd. En nu zeilen ze weer als prachtige, trotse schepen op de Friese meren. 

En ook zij houden wedstrijden. Door het enorme aantal zijn ze ingedeeld in klassen. Het hoogtepunt van hun wedstrijden is half augustus, de IFKS.

 

Ook de IFKS kent regeltjes, zij het wat minder strikte. Als het gaat om de schipper bijvoorbeeld, dan mag deze ook elders uit Nederland komen. De regels betreffen vooral het schip, de zeilen, de mast, de toebehoren en dat soort dingen. Af en toe zijn er net als bij SKS uitwassen: zo moeten de skûtsjes hun oorspronkelijke kleur hebben. Wijkt de kleur af van het origineel, dan volgt diskwalificatie!

 

Als er geen wedstrijd wordt gevaren, wordt er gecharterd. Dat is ook een van de verdiensten van IFKS: er zijn zoveel schepen en de kosten zijn hoog, er moet dus worden bijverdiend. Want ook de eisen zijn hoog: wil men winnen, dan moet er veel onderhoud worden gepleegd. En moet er steeds beter materiaal worden aangeschaft. Het charteren brengt geld in het laatje. Het Skûtsjes Silen is daarmee ook voor anderen, niet Friezen, toegankelijk geworden.


 

Zo heeft mijn dochter, Renée, een aantal jaren geleden een studententeam aangemeld. Ze zeilen inmiddels niet onverdienstelijk in de IFKS kleine A-klasse wedstrijden mee: met de Elisabeth, als logo een kikker in het zeil, werden ze dit jaar zesde in hun klasse, in een veld van negentien. Subtoppers dus. En dat voor studenten!


Griekenland

Wat is het eerste dat bij je opkomt als je aan Griekenland denkt? De euro en/of de eurocrisis? Zo’n antwoord reken ik goed! Maar voor mijzelf is het antwoord in de eerste plaats: het zeilen in Griekenland. Ik ben net terug van een weekje zeilen in Griekenland met vrouw, kinderen en aanhang en vrienden, in totaal maar liefst twaalf mensen verdeeld over twee boten.

Talloze woorden komen in me op om deze ervaring te beschrijven: mooi, prachtig, gezellig, chaos, zon, baaien, haventjes, vriendelijk, goed gezelschap, rotzooi, veel wind, weinig wind, heerlijk, warm zeewater, enzovoort, enzovoort. Alles is van toepassing. Geen woord teveel.

Mooi zijn de baaien en de vergezichten, prachtig is het heldere blauwe en daar waar het ondieper is, turquoise water. Gezellige havens zijn er met daarin erg vriendelijke mensen. Goed gezelschap geldt voor mijn gezin, aangevuld nu met nieuwe aanhang en de vrinden met wie we al jaren in de vakanties optrekken. Dit keer vierden we ons tien-jarig jubileum. De rotzooi slaat op de rotzooi aan boord. Als je met acht mensen op een boot zit, hoe groot het jacht ook is, levert dat vanaf het eerst moment een enorme troep op. Handdoeken, kleren, spullen, tassen, enzovoort. Alles door elkaar. Gewoon negeren, dan valt het mee.

Wind is er volop: in de ochtend doorgaans windstil, rond het middaguur trekt de wind wat aan, om soms tegen het begin van de avond met een stijve bries (windkracht zes) te eindigen. Daarna wordt het doorgaans rustiger. Ik zeg doorgaans, omdat het in onze week een middag, avond en nacht heel erg hard gewaaid heeft. Uitschieters van zo’n 35 knopen wind, ofwel tegen windkracht negen aan! Geen oog dicht gedaan! Wel spannend.
Ook zijn we een nacht, terwijl we voor anker lagen, de twee boten aan elkaar, door de draaiende wind van de ankers ‘geslagen’. Klinkt wat zwaar, beter is om van ‘krabbende ankers’ te spreken, maar we waren nog maar een meter van de rotsen af! Opnieuw geankerd, middenin de nacht, aarde donker, prachtige sterrenhemel en… wachtlopen!
De laatste keer dat ik in Griekenland was, zo’n dertig jaar geleden, was het een soort ontwikkelingsland, met een groeipad naar EU-lidmaatschap. Nu heeft het zich ontwikkeld tot een bijna echt Europees land, met goed geplaveide straten, schone wc’s en natuurlijk hogere prijzen. Ik was onder de indruk.
Op de eilanden waar ik vertoefde en waar toerisme the name of the game is natuurlijk, was niets van een eurocrisis te merken. Alles leek verhuurd. Als gezegd, de mensen waren vriendelijk en gastvrij.
Enfin, ik ben blij met mijn bezoek aan het land. Ik realiseer me dat het in Athene mogelijk anders is, maar toch, ik heb genoten en ben tevreden!

De haringparty

Vind u dat nou ook? Dat er de laatste jaren zo veel haringparty’s zijn? Je hoorde daar nooit iets over en ineens zijn er talloze. Net als nieuwjaarsrecepties. Overigens is er niks mis mee, hoor. Het is iets nieuws. Vlaggetjesdag in Scheveningen kennen we natuurlijk allemaal en daarvan afgeleid zijn er buiten Scheveningen nu dus ook haringparty’s.
En daar gaat het er behoorlijk heftig aan toe: naast de verse haring, worden er eindeloze hoeveelheden korenwijn geschonken. De conventie schrijft voor dat de korenwijn ijs- en ijskoud moet zijn. Vergelijk het met de Jaegermeister.

Enkele dagen geleden had ik ook zo’n haringparty. In de jachthaven waar ik de boot heb liggen, in Woudsend, in Friesland. Vorig jaar werd dat voor het eerst georganiseerd en toen was het een doorslaand succes, buitengewoon gezellig. De avond eindigde met uitbundig gedans op leuke jaren ’60 en ’70 muziek en allerlei gezellige meezingers. Dus dit jaar werd dat herhaald. Ook nu weer een groot succes.

Op deze manier leer je de andere ligplaatshouders beter kennen. In z’n algemeenheid leef je in elke willekeurige jachthaven enigszins langs elkaar heen en ga je aan elkaar voorbij. Je komt met de auto aan, gooit de trossen los en vaart weg. En je vertrekt bijna meteen als je weer aan het eind van bijvoorbeeld het weekend terug in de haven bent. Dus los van een enkele groet, spreek je elkaar nauwelijks. Er wordt een enkele beleefdheid uitgewisseld, veel verder gaat het in de jachthavens niet. Er is ook nog eens verloop onder de ligplaatshouders, ze komen met hun boten en gaan. Dus er is niet zoveel gelegenheid om elkaar beter te leren kennen, om in elkaar te investeren.

Dat geldt overigens niet voor mijn haven, waar ik met de boot lig. Want in ons geval, hebben we door de jaren heen inmiddels een aantal andere ligplaatshouders best goed leren kennen, evenals de havenmeester en zijn vrouw.

 
De haringparty was dus heel gezellig. Wat ik al zei, je leert je collega-watersporters (nog) beter kennen. We spreken over dezelfde dingen, we spreken als het ware dezelfde ’taal’. Het is de taal van de botenbezitters, in dit geval allemaal zeilers. Je wisselt kennis uit, over de boten en over havens, ankerplaatsen, vakantiebestemmingen, spannende avonturen, het weer en de wind, enzovoort.
We hebben het natuurlijk ook over het EK. Dat was helemaal ‘hot’, dit keer. De volgende dag zou de eerste wedstrijd van het Nederlands Elftal zijn. En ook de euro crisis, daar worden toch ook wel enkele woorden aan gewijd. Maar het hoofdthema wordt toch echt gevormd door de stoere verhalen over het zeilen, de boten, waar we geweest zijn en waar we nog naar toe gaan. Dat is tenslotte wat ons bindt. En tussendoor een haring.
Van mij mogen ze blijven, die haringparty’s.