Tag archieven: WK

Voetballers en hun gebrek aan focus

Verlies aan focus

In een vorige blog had ik het over verschillen tussen het voetbal en hockey. Zie hier de blog ‘wat voetballers van hockeyers kunnen leren’. Dat was naar aanleiding van het WK voor zowel hockey als voetbal. Onze Nederlandse elftallen deden het fantatstisch, zowel mannen als vrouwen (bij hockey). Denk aan de goal van Van Persie!

Ik was gebleven bij de hockeyers die tijdens de wedstrijd niet of nauwelijks tegen de scheidsrechter zeuren. In tegenstelling tot voetballers. Bij hockey geen gezeur, bal neerleggen, vrije slag nemen en doorspelen. Tempo houden. De wedstrijd is daardoor leuker om naar te kijken, er is minder agressie en het is slim. Want er is geen verlies aan focus door al dat gezeur, geprotesteer en opstootjes.  
Wat ik niet begrijp is dat voetbalcoaches hier niet op trainen. Nee, coaches doen precies het tegenovergestelde: ze doen aan het gescheld en geklaag mee. 
Een gemiste kans en wel hierom: bij dit soort dingen geldt: you win some, you loose some. De ene keer heeft de scheidsrechter iets niet gezien of maakt hij anderszins een fout en is het in je voordeel, de andere keer in je nadeel. Ik realiseer me dat daarmee soms een wedstrijd kan worden verloren of gewonnen. Of dat het zelfs consequenties kan hebben om uit een poule te vallen of er juist in te blijven. Of eger nog, dat daardoor een kampioenschap kan worden verloren. Maar het is als een bal op de lat: je bent zo dichtbij! Je laat je er niet door ‘uit het veld slaan’ en gaat door.
Focus
Mijn punt is dat er heel erg veel energie en vooral concentratie door al dat protesteren verloren gaat. De scheids is niet van plan zijn beslissing te herzien, dat leert de ervaring. Op zijn best checkt hij nog wel eens met zijn collega’s langs de lijn. In bijna alle gevallen levert dat geen wijziging op. Als trainer zou je erop moeten toezien, ja er zelfs op moeten trainen, gefocust te blijven. Laat je niet afleiden door dit soort zaken. Voordeel halen uit het onmiddellijk doorspelen. Tempo houden. En vooral geen concentratieverlies oplopen door je bezig te houden met zaken die je niet kunt beïnvloeden. 
Bij hockey zie je dat in de praktijk. En als de beslissing van de scheidsrechter toch eens de spuigaten uitloopt, vraag je in alle rust om een videobeslissing. Dat mag drie keer, meen ik. Het spel wordt er tijdelijk door onderbroken, het publiek wacht in spanning de beslissing af, kijkend naar de beelden. En het tempo is daarna des te hoger. 
Andermaal stel ik vast dat voetballers wat van hockeyers kunnen leren!

Wat voetballers van hockeyers kunnen leren

Van de zomer hebben we volop kunnen genieten van twee wereldkampioenschappen: voetbal en hockey. Wat een verschillen tussen die twee!

Dé goal!

Zoals zoveel Nederlanders had ik niet zoveel zin in dit voetbal WK en ook niet zulke hoge verwachtingen. Maar na de eerste prachtige goal van Van Persie, sloeg dat gevoel terstond om. Wat een feest om ons zo te revancheren voor de verloren finale van 2010. Wat was het mooi om uiteindelijk derde te worden en niet een gefrustreerde tweede, zoals vier jaar geleden. Dat was het lot dat Argentinië ten deel viel, dat de halve finale eigenlijk niet van ons gewonnen had. Enfin, het was leuk.

Aanvankelijk speelde tijdens dit WK voetbal ook het WK hockey, hier te lande, om precies te zijn in het ADO stadion te Den Haag. Ik mocht een poule wedstrijd bijwonen, Nederland –  Zuid-Afrika. Het werd 7-1 in een zonovergoten stadion met een onbeschrijflijke winnersmood bij spelers en toeschouwers. De Nederlandse teams, mannen en vrouwen, hadden er zin in. Het ging ze voor de wind. De vrouwen werden wereldkampioen en de mannen, oeps, tweede. Dat was minder. Twee dagen na de nadreunende 5-1 van
voetballend Nederland tegen Spanje. En de hockeyers verloren de finale met maar liefst 6-1! Maar goed, het was niettemin van beide hockeyploegen een uitstekend prestatie: eerste en tweede!

Tot zover de twee WK’s. Mijn punt gaat niet zozeer over deze WK’s, hoe leuk het ook was. Ik wil het hebben over iets anders, namelijk de wijze waarop beide sporten zich hebben ontwikkeld. Ze verschillen behalve in progressie in het spel ook in gedrag in het veld.

Terwijl ik van de zomer naar de hockeywedstrijden keek, viel mij een aantal verschillen met voetbal op: het tempo, de wissels, het begeleiden van de wedstrijd door de scheidsrechters, de wijze waarop van moderne apparatuur, zoals video’s, gebruikt gemaakt wordt en de straffen.

Je krijgt een groene, gele of rode kaart. Je hoeft slechts tijdelijk naar de kant. Een wedstrijd valt daardoor niet ‘dood’, zoals bij voetbal. Bij voetbal gaat het team dat het overkomt, noodgedwongen meer verdedigend spelen en soms betekent dat het ‘einde’ van de wedstrijd. Zo niet bij hockey. Daar komt men na verloop van tijd weer terug op het veld en raast het spel door.

Een andere reden dat het spel een hoog tempo heeft, komt door de voortdurende wissels. Alle spelers worden gewisseld en men zit dus van tijd tot tijd ‘op de bank’. Daardoor krijgen spelers korte rust en kan het tempo omhoog. Wat ook tempo geeft is het nemen van vrije slagen. Geen gezeur bij de scheidsrechter, bal neerleggen en doorspelen. Tempo houden. Het leuk om naar te kijken en het is slim.

Naar verluidt zou de conservatieve FIFA zou dit soort ontwikkelingen tegenhouden. Je ziet wat conservatisme doet. Ik heb daar al eens eerder over geblogd. De creativiteit wordt gedood. Innovatie, bijvoorbeeld in dit geval in de regels van het voerbalspel of de toepassing van moderne technieken, blijft achterwege en iedereen is een frustratie rijker.

Het WK: Feest en ook altijd azijnpissers

Wat vind ik van Oranje op het WK?
Ik vind het in één woord fantastisch. In eén woord, maar in meerdere opzichten. Het is natuurlijk heel erg leuk dat Oranje het zo goed doet en laten we hopen dat ze de finale halen, net als drie keer eerder.
Even terzijde, een finale tegen Duitsland zou geweldig zijn: in één toernooi afrekenen met alle drie de eerdere tegenstanders: Spanje, Argentinië en als klap op de vuurpijl, veertig jaar na dato: Duitsland. Geklopt. Nederland wereldkampioen. Dan pas zijn we tevreden en is het verleden rechtgezet. Hè, hè, eindelijk! Of zoals Willem Vissers van De Volkskrant schreef: de kras in de Nederlandse ziel kan daarmee worden weggevijld, of woorden van die strekking.

Terug naar de meerdere opzichten waar ik mee begon. Het is fantastisch om meerdere redenen. Een heb ik er al genoemd. Maar er zijn er meer:

De spelers lopen niet naast hun schoenen. De sfeer is goed, ze spreken netjes met de pers, ze vormen een team, enzovoort. Helemaal goed.
Dan het spel. Ik geniet van de spanning. Het gaat mij niet om mooi voetbal. Terzijde: wat is dat eigenlijk, mooi voetbal? Zouden er behalve degenen die zich er professioneel en zakelijk mee bezig houden, mensen zijn die het weten of zich ervoor interesseren? Het gaat om het resultaat. De mensen willen spanning, sensatie en resultaat. De rest doet er niet toe.
De televisiecommentatoren, zoals Jan Mulder en hoe heet-ie ook al weer, Derksen, zijn de azijnpissers. Of ze zijn jaloers op Van Gaal. Dat brengt mij natuurlijk op de Bondscoach.
Weer een terzijde: Derksen heeft tegen de verwachting in een heel leuk radioprogramma op radio Rijnmond op zaterdagmorgen.
Terug naar de Bondscoach. Ik geniet van het idee dat hij alles in scenario’s uitdenkt en bespreekt. Het spreekt me als methode enorm aan. Als manager, als leider, deed ik dat destijds zelf ook. Op mijn eigen schaal en terrein.
Neem een ontruiming in verband met brand of een bommelding, een gegeven waar ik in mijn beursjaren veelvuldig mee te maken kreeg. Wij gingen in scenario’s uitdenken wat er allemaal kon gebeuren en oefenden daarmee. Het resultaat daarvan is dat wat er ook gebeurt, je al 80% in je vingers hebt. Mensen kunnen elkaar blindelings vinden en hoeven zich slechts met de laatste onbekende 20% bezig te houden.
Het is geweldig om te zien dat Van Gaal met enkele tekens een opstelling en speelwijze  tijdens de wedstrijd geheel kan veranderen. Iedereen weet wat hij moet doen, woorden zijn niet nodig. En daar gaan ze weer, op naar de zoveelste overwinning, na soms eerst achter te hebben gestaan.

Het nadeel van dit alles? Het gespeelde voetbal is wellicht niet mooi, zie boven. Ik weet dat niet. Maar het is spannend en het resultaat is uitstekend. Dat is wat we ons later nog herinneren, Niet of het mooi voetbal was.
Succes jongens!

Een Reünie in Appenzell, Zwitserland

In 1981 studeerde ik voor een MBA het hele jaar aan de business school van Lausanne in Zwitserland. Tegenwoordig heet het instituut IMD, toen IMEDE.
Het was een zeer internationaal gezelschap waarin ik was terechtgekomen: in totaal zevenenveertig studenten, vijfentwintig nationaliteiten. Drie Nederlanders, twee Denen, twee Duitsers, een Fransman, twee Engelsen, een aantal Italianen, een Portugees, een aantal Zwitsers, een Israëliër, vijf Amerikanen, vijf Indiërs, iemand van Sri Lanka, Singapore, Maleisië, Brazilië, Argentinië, Uruguay, enzovoort. Niemand uit Africa overigens. Zeker niet uit Zuid-Afrika. Dat land werd in die tijd door zijn Apartheidsregime geboycot. Er was ook een politieke vluchteling bij, een voormalig Hongaar. In die tijd, voor de val van de muur, kon hij niet terug naar Hongarije. Nu is hij weer gewoon Hongaar.
Het was een intensief jaar en het schiep een band.
De band was zodanig dat we vervolgens elke vijf jaar bijeen kwamen, met uitzondering van het derde lustrum. Om de een of andere reden is het toen niet gelukt om het vijftien-jarig bestaan te vieren. Maar voor het overige neemt de intensiteit van de band vooral toe. Aanvankelijk waren de reünies in Lausanne zelf (1986, 1991 en 2001), daarna gingen we naar andere plaatsen: 2006 (vijfentwintig jaar) in Goa, India, 2008 in Budapest, in 2011, dertig jaar, in Lissabon, in 2012 in Kopenhagen en nu dit jaar in Appenzell, Zwitserland, vlakbij de stad Sankt Gallen in het oosten van Zwitserland.
Als gezegd, waren we met drie Nederlanders. Wij trokken tijdens het jaar zelf, maar ook daarna redelijk vaak met elkaar op, wat tot gevolg had dat we Dutch maffia werden genoemd. Dat werd deze keer versterkt omdat tijdens de reünie de eerste poule wedstrijd van het Nederlands Elftal voor het WK in Brazilië was, namelijk tegen Spanje. De wedstrijd was legendarisch, het werd immers tegen de verwachting in maar liefst 5-1 voor Nederland. Het gevolg was dat wij de helden van de reünie waren. Alsof we zelf deze prestatie hadden geleverd.
Niettemin is Appenzell een reisje waard: het is een klein Zwitsers kanton – eigenlijk zelfs een ‘half-kanton’, want het is opgedeeld in Appenzell Innerhoden en Appenzell Ausserhoden, in totaal niet meer dan zo’n 15.000 mesnen. Het heeft een prachtig en vriendelijk, lieflijk eigenlijk  berglandschap met eeuwenoude tradities, waaronder natuurlijk het jodelen. Daarnaast is Appenzell bekend om zijn democratische verschijningsvorm: eens per jaar wordt over lokale zaken op de Landsgemeindeplatz door middel van hand opsteken gestemd. Sinds 1990 mogen zeer tegen de zin van de mannen – want opgelegd door de federale overheid – ook vrouwen stemmen.

Volgend jaar gaan we naar Israël.

Het EK

Laat ik ook mijn duit in het zakje doen, als het om het EK gaat. Het is tenslotte een volstrekte hype. Zelf ben ik eigenlijk nog niet hersteld, bij wijze van spreken, van het WK van 2010 en de verloren finale tegen Spanje. Ik had eigenlijk liever gezien dat we vier jaar hadden gewacht en dan weer aan het WK zouden hebben meegedaan. Het WK winnen dat moet naar mijn idee de doelstelling zijn. Eindelijk eens een WK winnen!
Maar zo werkt het niet: Nederland kwalificeert zich netjes voor het EK en dan wordt er gewoon na twee jaar dus, gespeeld. En Nederland staat weer op z’n kop.
In de kranten, op tv, om je heen, zoals op de weg, zie je de oranjegekte op gang komen,  beginnend zo’n vier weken voor de eerste wedstrijd. Ik hoop dan altijd maar voor al die enthousiastelingen, dat we er niet meteen na de poule wedstrijden uit worden gegooid. Al dat werk van het versieren van de huizen de straten, de auto’s, de energie die in de praatprogramma’s tot uiting komt, het zou allemaal voor niets zijn.
Ik ben over het algemeen een optimist, al ik heb door de jaren heen ook teleurstellingen met het Nederlands elftal meegemaakt. Ik blijf optimistisch over ‘onze kansen’. De laatste acht of negen keer kwamen we erg ver in het toernooi, maar als je naar het afgelopen seizoen van de spelers kijkt, lijkt het mij dit keer wel lastig worden.
Andersom geldt overigens ook: een prima seizoen staat niet garant voor succes met het Nederlands Elftal. Neem nou Bergkamp, destijds. Fantastische speler, maar bij een WK of EK bakte hij er maar weinig van. Schoot altijd over of naast of helemaal niet. Behalve die ene keer dan, tegen Argentinië, tijdens de kwart finale in 1998. Wat was dat mooi!


In zijn plaats is nu Van Persie gekomen. Topscorer, speler van het jaar, maar bij Oranje zie je hem nog niet zo heel erg uit de verf komen. Hopelijk komt dat nog, te beginnen met dit toernooi.
Enfin, de gekte dus. Lopend door Scheveningen, zaterdagmiddag, zag ik ook hier sommige straten versierd, zie foto. Echt mooi is het overigens vaak niet: een rommeltje aan vlaggetjes van de huizen naar de een lantaarn paal en terug. Een rotzooitje. Dat geldt niet voor de foto: hier is veel creativiteit betracht!
En tomeloos enthousiast!