Tag archieven: De Nederlandsche Bank

Een blog over toezichthouders

In september 2008 brak de kredietcrisis uit, in Europa. Vervolgens kwam er een stroom van kritiek los, vooral gericht op de toezichthouder van de banken, De Nederlandsche Bank. Dat werd nog eens versterkt door latere debacles zoals Icesafe en DSB.
Uiteindelijk mondde de kredietcrisis niet alleen uit in een (dubbele) recessie, de schuldencrisis en eurocrisis, maar ook in een parlementaire enquete. Je hoorde en zag medewerkers van De Nederlandsche Bank, aangevoerd door haar president, de heer Wellink (die ik hoogacht), verklaringen geven hoe het zo gekomen was en dat het toch echt niet helemaal aan hem en de Bank lag. Dat is ook zo. Het is een zeer complex gebeuren en niet één enkele instantie of persoon treft blaam, het zijn er velen.
 
Maar je zag Wellink denken: dit nooit weer! Daarmee had hij niet zozeer de crisis op het oog, maar veeleer zijn ’tocht naar Canossa’, het voor de leeuwen, politici, media, het volk geworpen worden.
Hoe voorkom je dat? Wat doet een toezichthouder hiertegen? Net als generaals met uitgekiende scenario’s de vorige oorlog gaan bestrijden, doet de toezichthouder dat tegen de vorige crisis. Allerlei maatregelen zien het licht, regels worden uitgevaardigd of verscherpt, het is een drukte van jewelste. Woordvoerders van de toezichthouder putten zich uit om via de media, congressen, spreekbeurten en wat dies meer zij, te wijzen op de risico’s die wij allen lopen. De toezichthouder kan zodoende niets meer verweten worden, hij heeft er immers voor gewaarschuwd! Begrijpelijk! En als het niet te ver doorschiet hoeft het ook niet noodzakelijkerwijs verkeerd te zijn.
 


 De ondertoezichtgestelden proberen in eerste instantie door lobby activiteiten onder de nieuwe regels en regeldruk uit te komen en als dat na verloop van tijd niet lukt, conformeren ze zich. Het gevolg is stilstand. De toezichthouder wijst initiatieven af en blijft waarschuwen voor de risico’s. Ook voor zaken waar ze niet voor zijn aangesteld. Ze breiden hun aandachtsgebied uit. Het risicomijdend gedrag grijpt om zich heen, precies zoals de toezichthouder het voor ogen had.
Na enige tijd echter, misschien wel jaren, staan er kopstukken uit de samenleving op, die wijzen op het teveel aan regels, de stapeling van regels, met als gevolg, verstarring, stilstand, verschraling en kaalslag. Om de wereld weer op gang te brengen, dient de oorzaak, namelijk het risicomijdende gedrag, aangepakt te worden.
Er volgen onderzoeken, wellicht een parlementaire enquete en wie zit er in het beklaagdenbankje, u voelt ‘m al aankomen, juist, de toezichthouder! Precies zoals hij het niet had bedoeld. Hij had immers zijn waarschuwende vinger bij alles wat maar denkbaar was opgestoken? 
 
Maar ja, dat gold voor de vorige crisis.

NB. Het grijs gemarkeerde van de tekst heb ik gekozen bij wijze van achtergrond. Grijs associeer ik met saai Grapje.

Korten van pensioenen 2

Waarom zouden we moeten korten op pensioenen?
Er is geld genoeg, voor jaren en jaren. Zo’n duizend miljard euro! Terwijl zelfs een gezagdragend instituut als De Nederlandsche Bank officieel en op de televisie zegt dat er een tekort bij pensioenfondsen is. ‘Er is te weinig geld. Er is te weinig in kas om de pensioenen te betalen!’ roept De Nederlandsche Bank.

Wat een misverstand!

Alleen boekhoudkundig hebben we een tekort. Dat heeft alles te maken met de wijze van berekenen van de uitstaande pensioenverplichtingen. Verplichtingen die wel zestig jaar uitstaan. Men hanteert een rekenkundige techniek en daar zitten nogal wat veronderstellingen in. De belangrijkste is de rentevoet die je gebruikt, de zogeheten disconteringsvoet. Ik herinner me van het jaar dat ik een business school bezocht, in Lausanne in 1981, dat we artikelen lazen en case studies oplosten over dit soort berekeningen. De artikelen waren van bijvoorbeeld de Harvard Business Review (niet de minste) en daarin werd deze methode van ‘discounted cashflow’ als behulpzaam, maar discutabel beschreven. Dat betekende dat je vooral kritisch op de uitkomst moet blijven.

Als gezegd, vraagtekens bij de te hanteren rente, maar ook de looptijd was een punt van discussie. Hoe langer de looptijd, hoe veranderlijker de uitkomst. Kort geformuleerd: allemaal keuzes. Je kunt dus ook andere keuzes maken.

Voor pensioenfondsen komt er nog een complicatie bij: de bezittingen worden anders behandeld dan de verplichtingen. Bezittingen mogen uitgaan van een hoger rendement dan de rente die bij de waardering van de verplichtingen moet worden gebruikt. Boekhoudkundig is daar wel iets voor te zeggen: bij de samenstelling van een winst- en verliesrekening ben je altijd voorzichtig met de opbrengsten (vooral als je ze nog niet hebt) en kosten reken je geheel mee, ook al heb je ze nog niet gemaakt. Maar bij pensioenfondsen hebben we het daar eigenlijk niet over. Daar hebben we het over de balans. En je kunt ook overdrijven. De lage rente en de twijfels over de looptijd, vragen op zijn minst een opslag en vooruit, dan ook een afslag bij de rendementen op de bezittingen. Het geheel komt daardoor beter in balans. Wat het woord al zegt: balans.

Tenslotte: er is helemaal geen tekort. Er wordt met een zogeheten kostendekkende premie gewerkt. In de jaarlijkse kosten zitten de uitkeringen verwerkt en die worden jaarlijks door de premie gedekt.