Soms doe je in je leven ervaringen op, leer je dingen en dan weet je later dat het zo niet moet. Ik heb een aantal van dat soort ervaringen. Zo zat ik in 1974 in militaire dienst. Ik ‘lag’ in Duitsland bij de parate troepen. Mijn eskadronscommandant (zo heet een compagnie bij de Cavalerie) was een ritmeester (zo heet een kapitein). Ik vond het een verschrikkelijke man.
Tag archieven: Cavalerie
Files en het tegenovergestelde
H
oe ontstaan files? Ik begrijp dat er weinig onderzoek naar is gedaan.
Ik kan een ervaring delen uit de tijd dat ik in militaire dienst bij de Cavalerie zat en waarbij het in eerste instantie weliswaar om het tegendeel van files gaat – voorkomen van te veel ruimte – maar waardoor filevorming zou kunnen worden verklaard.
Tanks
Het ging zo: in dienst reden we met tanks achter elkaar aan, door steden en dorpen, over de Duitse autobahn en op kleine plattelandswegen. De voorste van mijn vijf tanks mocht niet harder dan zo’n veertig km per uur rijden. Lees verder Files en het tegenovergestelde
Dienstplicht
Ik werd ’s ochtends afgezet door mijn ouders in Amersfoort, bij de Prins Willem III kazerne. Ik was pas twintig jaar oud.
Ik werd ingedeeld bij de School Reserve Officieren Cavalerie, de SROC, een traditioneel bolwerk van aankomende reserve officieren, waar we vanaf het begin enorm trots op waren. Er ging van die school werkelijk iets uit, zo van hier zetelt de elite, hier willen we bij horen. Ik heb er een fantastische tijd gehad, ruim vijf maanden lang. Tanks (deel 3 van 3), allemaal op een rij
Je begrijpt het al, op een zekere vrijdag, vlak voordat het weekend begon, stonden twee van mijn tanks twintig centimeter ‘uit lijn’. De second wees mij erop en sprak de verwachting uit dat ik dat nog even zou regelen. Ik besloot dat het niet nodig was en ging ook van mijn weekend genieten.
Enfin, ik erheen in mijn smoking, allemaal grappen incasserend en trotserend, zo van ‘hé ober! vijf bier!’ en vond een bestuurder bereid de klus te klaren. De motoren van de twee tanks moesten eerst een kwartier warm draaien, dat was niet alleen voorschrift, maar ook nodig om ze in beweging te krijgen. Daarna was de klus snel gedaan. Ik ging weer gezellig naar het diner terug.
Door tussenkomst van de bataljonscommandant, de baas van de eskadronscommandant, werd een oplossing bedacht: ik kreeg een brief, waarin stond dat ik nooit meer een bevel mocht negeren. Hij vond, met mij, de sop de kool niet waard. Maar het kon ook weer niet geheel onopgemerkt voorbij gaan.Ik moet bekennen, dat ook de brief net als het incident, niet zo heel veel indruk maakte. Bevelen volg je op als ze er toe doen. Daar is geen brief voor nodig! Als het ‘nergens over gaat’ zou je heden ten dage zeggen: lekker belangrijk!
Tanks (deel 1 van 3), de Sovjets
In 1973 / 1974 zat ik in dienst. Na een half jaar officiersopleiding bij de School Reserve Officieren Cavalerie (SROC) te Amersfoort te hebben gevolgd, werd ik in Duitsland gelegerd als pelotonscommandant. Ik ‘lag’ in Duitsland voor volk en vaderland.

De bedoeling was dat we Russen zouden tegenhouden, mochten die in het kader van de Koude Oorlog besluiten tegen het Westen op te trekken. De dienstplichtigen deden daar zeer laconiek over, in tegenstelling tot de beroeps. Ook ik geloofde daar niets van. Zo dom zouden ze toch niet zijn? Ze zouden het slimmer aanpakken, als ze al tegen ‘ons’ zouden optrekken. Slimmer, dan op een Tweede Wereldoorlog-achtige wijze proberen een land of een groep landen te veroveren. Landen die op hun beurt militair gezien redelijk goed georganiseerd waren. Denk aan de NAVO. We waren geen Afghanistan! (zou je nu zeggen). Overigens werd Afghanistan jaren later in 1979 door de Sovjet Unie toch echt binnengevallen, om wat de USSR betreft, orde op zaken te stellen. We kennen de afloop…..
Kortom, ik kon het allemaal niet erg serieus nemen. Net zo min als Paul van Vliet die in die tijd in zijn beroemde majoor Kees conferences zei dat “de Russen waren verzocht geworden niet in het weekend aan te vallen, gerekend vanaf vrijdag des namiddags zeventien honderd nul nul uur tot maandagmorgen zeshonderd nul nul uur, daar niet op enige tegenstand van betekenis gerekend hoefde te worden, geworden!”
