Een ‘Near Miss’ (16): oceaanzeilen (deel 2 van 6)

In de reeks A Near Miss, deel 2 van een meerdelig relaas over mijn avontuur op de Atlantische Oceaan en de Golf van Biskaje. De vijftien eerdere blogs over A Near Miss en deel 1 van deze, vind je door de woorden ‘A Near Miss’ in de zoekfunctie te zetten. Hier volgt deel 2 van de zestiende Near Miss.

Porto, Portugal

Eind augustus vertrok ik naar Portugal. Via Madrid naar Lissabon en vandaar met de trein door naar Porto. De boot waarop ik zou meevaren was daar inmiddels aangekomen. Nadat de taxi mij bij de haven had afgezet, trof ik het jacht en zijn bemanning aan. Het jacht was een Oceanis 42, dus ongeveer dertien meter lang. Ik werd hartelijk begroet door de Belgische schipper en zijn twee eveneens Belgische bemanningsleden. 

Vlaams

De schipper bleek beroepsschipper te zijn geweest op huurjachten in Griekenland. Van de andere twee was er een, naar eigen zeggen, een Antwerpse zakenman, de ander kwam op mij over als een overjarige hippie, compleet met slordig, lang haar, baard en gitaar. Alleen de rode lelijke eend ontbrak. Het schip voer onder Belgische vlag en moest half september in Oostende zijn. De Belgen waren Vlamingen en goed te verstaan, behalve als ze in hun dialect vervielen, wat zij overigens als het enige echte Vlaams bestempelden. Dan was er voor mij geen touw aan vast te knopen. Het had net zo goed Fries of Gronings kunnen zijn. Wat ik Vlaams noem, was voor hen Nederlands.

Krak!

Mij werd verteld dat het schema krap was en dat we onmiddellijk, dus diezelfde middag nog, zouden vertrekken. Prima. Ik stapte aan boord door vanaf de lage, drijvende steiger mij aan de zeereling op te trekken. Krak! Daar brak de reling! Hmm, met een kapotte reling de oceaan op. Kan dat wel? Ik ging aan de slag met het repareren ervan en schonk er verder geen aandacht aan. Ook al zag ik uit mijn ooghoeken dat er onder de scepters een aantal lelijke roestplekken zat. Hoe dan ook, ik was veel te blij het schip en zijn bemanning te hebben gevonden.

Diesellucht

Binnenin de kajuit ging ik op zoek naar mijn kooi. Bij de ingang dreef een sterke diesellucht mij tegemoet. Slecht nieuws, wist ik, want daar wordt je zeeziek van. Afgezien van de diesellucht, wist ik bovendien uit ervaring, dat ik ervoor moest zorgen iets in mijn maag te krijgen, alvorens de deining en de golven van de Atlantische Oceaan te trotseren. Op een vreemd schip waar je zojuist als gast bent neergestreken, trek je echter niet meteen alle kastjes en laden open, op zoek naar voedsel of een tussendoortje. Niettemin lukte het me iets te eten. 

Nat

De schipper meldde dat we ruwweg 175 zeemijl tot de volgende stop voor de boeg hadden. Uitgaande van vier knopen per uur, zouden we daar zo’n achtenveertig uur over doen. Dus werd er de komende dagen en nachten wachtgelopen. Twee aan twee, vier uur op – vier uur af, zei hij, dus ik kon maar beter meteen alles benedendeks in orde maken. Mijn kooi in het vooronder bleek nat. Het lekte boven de matras. Ik droogde alles zo goed mogelijk, rolde alvast mijn slaapzak uit, propte op allerlei plaatsen handdoeken om de boel zoveel mogelijk droog te houden en ging weer naar buiten. Ik was klaar voor de lange tocht over de oceaan, precies zoals ik wilde.

Het zeegat uit, de zeegang in…

We vertrokken. Het plan was dat we in één ruk naar La Coruña zouden zeilen om vanaf die havenstad in het noordwesten van Spanje, de Golf van Biskaje over te steken. 
We voeren de haven uit: ‘het zeegat uit, de zeegang in…’ 

Kou

Eenmaal op zee, viel meteen het temperatuurverschil op. Was het in Lissabon en Porto tropisch warm geweest, buitengaats was het koud. We hadden windkracht vijf tegen, dus we voelden de kou behoorlijk. Onder onze zeilkleding droegen we dikke truien. Bovendien stampte we behoorlijk en schoten maar matig op. De motor werd bijgezet. Dat gaf behalve meer snelheid ook buiswater, de golven rolden over het dek. Ik dacht aan mijn kooi…

Van de kaart

Na enige tijd ging ik naar binnen om met het bereiden van de avondmaaltijd te helpen. Had ik dat maar niet gedaan. Afgezien van het feit dat ik altijd eerst wat ‘ingeslingerd’ moet raken voordat ik het zonder misselijk te worden benedendeks uit kan houden, trof mij de diesellucht weer in het gezicht. Vrijwel meteen werd ik zeeziek. En niet zo’n klein beetje. Gaandeweg kon ik die avond niets meer uitrichten. Ik was volledig van de kaart. Buiten was het koud, binnen stonk het naar diesel.

Natter

Ik checkte mijn kooi. Inderdaad! Door de overkomende golven, sijpelde er voortdurend vers zeewater naar binnen, dwars door de verzadigde handdoeken heen. De kooi werd natter en natter. Ik ging op zoek naar een andere, droge kooi.  Ik ontdekte dat alle niet in gebruik zijnde kooien nat waren. Dan maar de zitbank. Ik sprak er niet over. Ik was gast en nieuw aan boord. Dan kijk je eerst maar eens even de kat uit de boom.

Het lukte mij desondanks die nacht wat te slapen. Ik ging met kleren en al de slaapzak in. Ik hield mijzelf voor dat er een moment zou komen waarop ik alles zou kunnen drogen. Ook draaide ik die eerste nacht, ondanks de zeeziekte, gewoon mee in het wachtlopen van vier uur op – vier uur af.

Hierna volgt deel 3 van deze tocht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *