Hannah en de lelijke eend

11 december 2025

De brief

Op zolder trof ik een oude brief aan, aan mij geadresseerd. Mijn belangstelling was gewekt. De afzender was Hannah. Ik herinnerde me haar nog, haar vader was mijn voormalige leraar geschiedenis. Hoe lang was dat geleden? Ik haalde de brief uit de envelop. Hij was van december 1974, meer dan vijftig jaar dus. 

Mijn hart ging sneller kloppen, alsof ik weer eenentwintig was. Ik wendde mijn blik van de brief af en staarde naar het zolderraam, waar een spinnetje druk in de weer was zijn web te vervolmaken. 

Ik vond haar te jong, ze was een meisje uit de eindexamenklas en ik was al student. Betekende dit dat het niets kon worden? Om dat jammer te vinden was ons contact nog te pril.

Dacht ik.

Ze schreef over een avontuur dat we samen beleefden. Ik herinnerde het mij nog. Haar vader had het zeker afgekeurd. 

De lelijke eend

Dit was niet mijn eigen eend. Helaas zijn daar geen foto’s van

Het speelde tijdens mijn diensttijd. We reden in mijn rode, lelijke eend, een 2CV van vóór 1970, naar Leiden, waar ik na mijn diensttijd terugkeerde om verder te studeren. Zij vond het spannend, een student met een eigen auto. Misschien had ik toen moeten aanvoelen dat ze verliefd was. Ik was met andere dingen bezig, niet alleen met het weer oppakken van het studentenleven, maar op dat moment vooral met de auto, want er was iets goed mis. 

We reden op de snelweg, op een gure dag in december. Regen en wind speelden naar hartelust met en om het voertuigje. Het karakteristieke oprolbare dak klapperde boven onze hoofden. 

Van tachtig naar vijftig

De foto laat de kleine achterlichten zien en het oprolbare dak

Uit zichzelf daalde de snelheid van tachtig tot vijftig kilometer per uur. Het zweet brak mij uit. Wat gebeurde hier en waarom? Dit was gevaarlijk, vijftig is veel te langzaam op de snelweg, zeker met die piepkleine achterlichtjes. Ik week naar de vluchtstrook uit, sukkelde daar verder, hopend dat de auto het zelf zou oplossen. Gelukkig, de snelheid kwam terug. Opgelucht meende ik adem te kunnen halen.

Te vroeg. 

De koplampen brandden en de ruitenwissers zwiepten over de ruit. Als ik een knipperlicht aanzette en ook nog remde, stopte alles ermee en ging de snelheid opnieuw uit de auto.

Lag het aan de accu? Had die onvoldoende kracht? Ik keek naar Hannah, op de stoel naast mij. Vol vertrouwen keek zij verrukt naar mij op, kennelijk in de overtuiging dat ik de touwtjes volledig in handen had. 

Kiezen

Er was geen tijd daarbij stil te staan. Ik moest kiezen, welk apparaat was het noodzakelijkst, aan welk gaf ik voorrang. Dan maar afwisselen. Ruitenwissers aan kon, indien nodig, in combinatie met de remlichten. Als remmen niet nodig was, dan de koplichten erbij. Als ik afsloeg, richting aangaf en tevens afremde, deed ik de koplampen en ruitenwissers kortstondig uit. Dat hielp. De auto hield snelheid.

En zo kwamen we met horten en stoten in Leiden aan.

De brief

Ik herlas de brief. Ze had van het avontuur genoten en tegen haar vader er niets over gezegd.
Terwijl ik vooral bezig was met de auto, was aandacht juist bij mij. Jammer dat ik mij liet afleiden en niet meer moeite deed. Ik vond haar leuk, besefte ik nu. Ik glimlachte met de brief in mijn hand. We hadden het vast leuk met elkaar gehad. Maar nu deed dat er nu niet meer toe.