25 december 2025
De nazi’s marcheren het land binnen.
Die Fahne hoch!
Die Reihen fest geschlossen!
Met wijd opengesperde mond en uitpuilende ogen, luistert Hanna naar hun stampende laarzen. Wat een trotse jongens. Kijk eens naar die glimmende uniformen. Ze stralen, ze feesten, zij zijn de overwinnaars.
Hanna mompelt met de massa mee: ‘Rotmoffen!’
Niet veel later ligt Hanna’s vader op zijn sterfbed en roept haar bij zich. Hij maakt zich zorgen. Ik zag wat ze met de Joden in Duitsland deden.’
‘Dat zal toch wel meevallen, pa? Kijk eens naar die knullen. Het zijn vriendelijke jongens, ver van huis, ze missen hun moeder.’
Pa ademt zwaar. Hij heeft moeite met spreken. ’Nee, de oorlog verandert hen, let maar op.’
Na pa’s overlijden schildert Stephan, een in Hanna’s ouderlijk huis ingekwartierde Duitse officier, haar vol vuur waar het Derde Rijk voor staat. Hanna staart naar zijn blinkende uniform, de zon weerkaatst op de gepoetste knopen. Ze hoort hem aan, de armen over elkaar. Ze zou die knopen wel willen aanraken. Ze neemt zich voor niet voor zijn charmes te vallen. Ze snapt dat het niet mag, heulen met de vijand, de bezetter van haar land. Pa zou het afkeuren.
Haar wangen gloeien. Zijn de Duitsers niet de toekomst? Ze walsen over heel Europa heen, van Noorwegen tot aan de Middellandse Zee. Ze feesten, genieten van het leven.
Die botsing, het niet mogen en het niet kunnen. Ze tuurt naar de marcherende en zingende manschappen buiten op straat, zonder ze echt te zien. Ze wil op zijn avances ingaan, dat levert vast een leuke en spannende tijd op, die rotoorlog maakt immers alles zo saai.
Als ze het nu de ruimte geeft… Achter haar rug zullen de buren fluisteren, in het dorp naar haar wijzen, ze ziet het al voor zich, die afkeurende blikken.
Stephan legt een hand op haar schouder, fluistert in haar oor dat zijn moeder verrukt van haar zou zijn. Ze draait zich naar hem om. Zijn geur, zo dicht staat hij bij haar. Het onrustige gevoel in haar maag, die heerlijke leegte, haar bonzende hart, ze weet het, verzet is kansloos. Ze kan niet anders, ook al zijn er razzia’s, is er spertijd, moest haar broer voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland.
Stephan zegt dat het nodig is, om het Duitse Rijk te laten triomferen. Ze paradeert met hem door het dorp, rechtop, een verloofd stel.
‘Schande!’ roept de bakker.
Ze schokschoudert, haar knieën knikken, ze richt haar blik vooruit.
Als Stephan naar het oostfront vertrekt, zijn haar tranen niet te stelpen,
Enige tijd later staat Hanna met de brief van zijn ouders in haar hand. Stephan sneuvelde. De tijd staat stil. Lamgeslagen is ze, urenlang ligt ze op bed en staart naar het plafond.
‘Je verdiende loon, moffenmeid!’ joelen de buren.
Bespot, vernederd en ontredderd glipt Hanna naar haar aanstaande schoonouders in die Heimat, haar nieuwe vaderland, om samen met hen te rouwen.
Kreunend, snikkend en trillend, schuilt ze voor de bommen van de Geallieerden, totdat het eindelijk over is.