De boog van de brug (en hoe elke afdeling een bijdrage levert)

Deze dialoog trof ik onlangs aan:
Vraag: welke is de steen waar de brug op rust?
Antwoord: de brug rust niet op de een of andere steen, maar op de lijn van de boog die de stenen vormen.
Vraag: maar waarom heb je het dan over de stenen? Alleen de boog interesseert me maar.
Antwoord: zonder stenen is er geen boog!
Wat een wijze dialoog! Het appelleert sterk aan de algemeen management optiek waarin ik bijna mijn hele werkzame leven lang mee te maken heb gehad.
Want wat was het geval?

Bij de Optiebeurs bijvoorbeeld, deelden we soms een extra honderd gulden aan het personeel uit (een ‘Snip’), een beloning of een bonus, omdat er een record was gebroken of er was iets extra’s gedaan (extra inzet door enorme omzetten als gevolg van heftige koersbewegingen). Steevast riepen de mensen die de handel begeleidden, de zogeheten Order Book Officials, dat ‘die’ mensen van de financiële administratie daar toch zeker geen recht op hadden, op zo’n bonus, want zij hadden immers niets extra’s hoeven te doen. Zij waren het en zij alleen, die hadden bijgedragen aan het behalen van het succes!

De dialoog geeft aan, dat als het om leiderschap en organisaties gaat, alle afdelingen belangrijk zijn en wel éven belangrijk. Allemaal doen ze er toe. Zou er een afdeling niet zijn, ontbreken, dan stort het organisatie bouwwerk – na verloop van tijd – in. Alle afdelingen tezamen, met de mensen daarin, zijn de stenen die als het ware de boog van de brug vormen. Op de boog rust de brug. En de stenen vormen de boog. 

Elke steen telt dus. Er is er niet een belangrijker dan de andere.
Wel zijn sommige stenen(afdelingen) prominenter aanwezig. De middelste stenen, vallen het meeste op, bijvoorbeeld. Zo vallen sommige afdelingen ook meer op: de afdeling verkoop of marketing van een willekeurig bedrijf bijvoorbeeld. Of de afdeling handel in bovengenoemd voorbeeld.

Door die afdelingen worden – zo vertellen ze maar al te graag – de heldendaden op de markt verricht. Daardoor komt de organisatie, het bedrijf verder, zo roepen ze. 
 
Maar als het geld door de bemoeienis van de afdeling debiteuren, nou eens niet binnen kwam? Dan zou het toch echt gauw gebeurd zijn. Of de afdeling administratie, die het allemaal bijhoudt. Zonder hen zouden we niet weten waar we staan, of we wellicht moeten bijsturen. En de afdeling automatisering maakt het allemaal mogelijk, wat ook geldt voor de afdeling HR. Of de afdeling Interne Controle. Zonder de door hen toepgepaste ’trust but verify’ onderzoeken, zouden al gauw vele regels aan laarzen gelapt worden. Chaos is het gevolg. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan.  
Het is duidelijk: alles en iedereen draagt bij aan het resultaat en is dus even belangrijk!

Klokkenluider

Je leest de laatste tijd veel over Edward Snowden. Hij is een klokkenluider die bekend maakte dat Amerikaanse instanties, zoals de CIA en NSA ons burgers, wereldwijd, bekijken, volgen en talloze data verzamelen. Waar naar hun oordeel nodig.
Ook zou er gespioneerd worden. Deze instanties doen dat om op die manier terrorisme op te sporen. Ik las ergens dat men aan de ruwe data die men op deze manier bemachtigt, eigenlijk nog niet zo veel heeft. Het gaat veel meer om het in kaart brengen van netwerken. Als er vervolgens iets verdachts plaatsvindt, kan men onmiddellijk over het relevante netwerk beschikken.
Ik ben daar eigenlijk niet zo heel erg ontevreden over. Het is niet zo’n leuk idee dat je activiteiten op bijvoorbeeld Google, via je provider of anderszins op internet gevolgd worden, maar daar staat tegenover dat het mogelijk leidt tot het opsporen van slechteriken. Slechteriken die het niet goed met ons voor hebben. De wereld wordt er dus veiliger door. Wellicht. En zoals zo vaak in het leven: er is een kostprijs. Die kostprijs is een inperking van de privacy. Is dat erg? Ik heb niks te verbergen, ik denk dat ik niet erg interessant ben voor bijvoorbeeld de CIA, net als miljoenen andere burgers. Maar die ene slechterik, die moeten ze eruit halen. Ik hoop dat ze succesvol zijn.
De politici, aangewakkerd door de rellerigheid van journalisten, schreeuwen moord en brand. Neem NOS nieuwslezer, Rob Trip. Alleen al de wijze waarop hij het nieuws voorleest. Hij doet dat op zo’n manier, alsof alles waar hij het over heeft, potentieel een rel zou kunnen opleveren. Daar zitten we toch niet op de wachten?
 
Enfin, er volgen onderzoeken, in verlegenheid gebrachte gezagsdragers en instanties en hun methoden worden openlijk aan de kaak gesteld.
Even terzijde:
Wat Barack Obama zei vond ik wel mooi: de EU boos dat de VS spioneren? Look who is talking!
Het antwoord van de politici en de instanties die onder vuur liggen, zou heel eenvoudig kunnen zijn: wat wilt u? Een veiliger wereld met enige inperking van de privacy of een onveiliger, maar waar we ons exact aan de privacyregels houden. Minimum regels zullen er natuurlijk moeten zijn. Dat spreekt vanzelf. Waar nodig zelfs verankerd in de Grondwet. Maar het is als met een ambulance: als de nood aan de man is, laat iedereen hem door, hij mag zelfs door rood rijden. En iedereen gaat opzij. Er is immers een hoger doel: er moeten levens gered worden!
Dat geldt ook voor het opsporen van terroristen en andere slechterikken. 

De Nieuwe Productiemiddelen

Honderden jaren gingen we te voet en te paard over de weg. Per schip bewogen we ons voort met behulp van wind en zeilen. Vliegen bestond niet. Het zijn de uitvindingen van de 19e eeuw die ons dit hebben gebracht. Met de uitvinding van de motor kwam de communicatie. Communicatie in de zin van verbinden, bewegen, reizen, van ontsluiten. De motor en zijn toepassingen – in auto’s, schepen en later in vliegtuigen – ontsloten zo goed als alles. Dorpen, provincies, verre landen, ga zo maar door.
Daarna kwam de radio, de telefoon en de televisie. Ook daardoor nam de communicatie toe. We waren door de komst van deze communicatiemiddelen in staat op hetzelfde moment met wie dan ook in de gehele wereld in contact te treden.
Met de introductie van de televisie en later de computer, werd het communicatie tijdperk ingehaald door wat ik het informatie tijdperk noem. Daar zitten we nu middenin. Het was eind vorige eeuw een kwestie van wachten op de koppeling van de verschillende uitvindingen. 
 
Deze koppeling maakte het uiteindelijk mogelijk dat als ik iets wil weten over bijvoorbeeld de farao’s ik onmiddellijk toegang kan krijgen tot het desbetreffende museum in Egypte, of het museum waar de beste kennis daarover is te vinden. Ik kan me virtueel laten rondleiden en, als ik dat zou willen, zou ik ook de museum directeur te spreken kunnen vragen (en krijgen). In beeld en geluid, ongeacht waar ik zelf ben op dat moment.
Wat betekent dit voor ons?
Er is een verschuiving gaande. We leerden in de negentiende eeuw en een groot deel van de twintigste eeuw dat de traditionele, economische productiemiddelen waren:
Grondstoffen, kapitaal en arbeid. 

Door deze ontwikkelingen zijn ze ingehaald, zo niet achterhaald. Er zijn nu drie nieuwe of aanvullende productiemiddelen:

Data, informatie en kennis.

Dat is nieuw en dus even wennen. Het is van grote betekenis. Een geeft een heel andere kijk op bijvoorbeeld de factor arbeid. Het Nieuwe Werken is er bijvoorbeeld een gevolg van. 
De opkomst van social media, als vehikels van deze nieuwe productiemiddelen, levert een andere kijk op de factor kapitaal. Met weinig geld bouw je van niets iets in korte tijd. Grondstoffen zijn er niet of nauwelijks voor nodig.

Amerika en zijn politieke systeem: impasse

Onlangs was ik op bezoek in Washington DC. Ik heb alle bezienswaardigheden gezien, De White House, het Lincoln Memorial, het Vietnam Monument, Korea, noem maar op. Prachtige gebouwen in een prachtige stad. Werkelijk een prachtige stad.

 

Ook het Capitool kwam aan de beurt. Een enorm gebouw, een soort paleis, boven op een heuvel: Capitol Hill. Goed gepositioneerd, omdat je er als het ware letterlijk tegenop kijkt: tegen het bolwerk waar ‘democratie aan het werk’ is. Met overigens daar weer boven een symbool: Persephoné. Het enige symbool dat de Amerikaanse democratie boven zich duldt: het symbool van de vrijheid!
Niettemin had ik over het Capitool mixed feelings: we weten dat Amerika’s politiek volledig in het moeras zit. De twee partijen – Democraten en Republikeinen in het Congres, de wetgevende macht – zitten muurvast en houden elkaar én de president, de uitvoerende macht, in de houdgreep. Bijna geen enkele wet wordt aangenomen en als het al lukt wordt de wet in sommige staten vervolgens dermate uitgekleed, dat zodoende het oorspronkelijke doel weer teniet wordt gedaan.
De staten hebben die macht, want de staten zijn behoorlijk autonoom. Federale wetgeving, uit Washington dus, dient veelal in de staten door lokale wetgeving te worden geïmplementeerd.
Even terzijde. Wist je dat het Amerikaanse federale model is gebaseerd op de Unie van Utrecht van 1579, waarbij Willem van Oranje een vroege vorm van een federale unie smeedde. Later werd dat De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

 

De impasse in de VS komt voort uit het niet tijdig aanpassen van het democratisch systeem, het niet meegaan met de tijd: toen men begon, ruim tweehonderd jaar geleden en de communicatiemiddelen nog primitief waren, moest men ‘kiesmannen’ kiezen, die vanuit de lokale politiek naar Washington werden gestuurd, om daar een stem uit te brengen. Dat is begrijpelijk omdat men met paard en wagen reisde.

 

Bovendien ontwierp men destijds een systeem met een combinatie van evenredige vertegenwoordiging en een districtenstelsel. Daardoor ontstond een situatie waarbij last en ruggespraak en lokale invloeden de overhand kregen. Net als in de eerder genoemde Republiek der Verenigde Nederlanden.

 

Er werd namelijk een methode gevonden waarbij de autonome staten, groot en klein, op een rechtvaardige manier in Washington werden vertegenwoordigd. Dit werd ingevuld door in het House of Representatives de counties en de districten zodanig vertegenwoordigers te laten kiezen, dat daarmee de grootte van de staat werd gereflecteerd, op basis van inwoneraantallen. In de Senate kreeg iedere staat echter evenveel vertegenwoordigers, namelijk twee.

 

Dat alles is begrijpelijk in de situatie van tweehonderd jaar geleden. Maar vervolgens heeft men het zo gelaten. Men was niet in staat dat te veranderen, het aan te passen aan de veranderende eisen van de moderne tijd.

 

Dus als een wet in het Congres al wordt aangenomen en gegeven dat hij dan geheel door de tegenstanders is uitgekleed, is er veel aan lokale toezeggingen weggegeven. De kostprijs voor een aangenomen wet is dus hoog.

Het dubbele gevoel zit hem dus in het feit dat dit land, met zo’n prachtige democratische geschiedenis, dat zoveel grootse mensen heeft voorgebracht, niet (meer) in staat is zijn verantwoordelijkheid te nemen en stappen tot hervorming te zetten. Zo jammer en ook zo gevaarlijk, omdat het door zijn kracht en invloed enorme effecten sorteert voor andere landen en werelddelen.

Zeilen met de Jet

Er zijn van die momenten dat het leven echt aangenaam is, ondanks alle crises die we om ons heen ondervinden, respectievelijk ons laten aanpraten. Zo hebben we een kleine zeilboot, een ‘valk’. Dit type kleine zeilboot heet Geuzenvalk. En hij, eigenlijk zou je moeten zeggen ‘zij’, heet Jet. We hebben het verder over dé Jet. Want zij is geen persoon, maar een ding.
We zeilen er af en toe mee op de de Friese meren, meer in het bijzonder het Heegermeer en de Fluessen. En dat is echt prettig en leuk.
Het is een heerlijke boot. Je blijft er redelijk droog in, hij buist namelijk niet zoveel, tenzij het hard waait. Dan komt er soms toch echt wel buiswater (spatwater) binnen. Bij een beetje wind gaat hij al gauw hard en schuin. Het zeilen met zo’n Valk is echt watersport. Want je bent dicht bij het water. Je kunt overal varen, hij steekt niet diep. De kiel steekt slechts 80 centimeter Je kunt heerlijk langs het riet scheren of dwars over het meer gaan,. Bij een Noordwesten wind kun je helemaal over het Heegermeer en de Fluessen naar de Galamadammen zeilen, in één ruk. En dan weer terug. Alles bij elkaar heb je daarmee met een redelijk windje in anderhalf uur heen en anderhalf uur terug, een flink eind af gelegd.
Je kunt, als je dat zou willen, er met z’n vieren in slapen, maar dat is echt iets voor jongelui, zij slapen immers onder alle omstandigheden. Alhoewel, ik met zeggen, dat ik best samen met mijn Jolan met z’n tweeën een paar nachtjes op de Jet zou willen doorbrengen. De breedte van de kuip, waarvan je op de bodem slaapt, is van een twijfelaar, dus dat zou wel moeten gaan. Toen ik de leeftijd van zo’n 20 jaar had, sliepen we met z’n vieren in een 16 Kwadraat, een grote BM in de volksmond geheten en die is kleiner dan de Valk. Enfin, lijkt me toch wel erg leuk.
 
De boot is in een oogwenk opgetuigd en afgetuigd. Dat gaat zo snel, dat het geen beletsel vormt om ‘even’ een rondje om het meer te doen. Er hangt een hulpmotortje van drie pk achterop. Heb je niet echt nodig, maar is wel handig. Als ergens door bebouwing of bossages de wind wegvalt, hup motortje aan en je bent er weer doorheen,
Wat ook leuk is, is varen met de Roos. Dat is een onderwerp voor een volgende blog.

De pont over het IJ

Als wij naar Amsterdam gaan, parkeren we de auto gratis in Amsterdam Noord. Met de veerpont gaan we vervolgens over het IJ naar het centrum.

 
Wat opvalt is dat de veerpont in een tomeloze behoefte voorziet. Overdag zijn ze behoorlijk vol met mensen, terwijl de ponten toch om de zes minuten gaan. Althans die van en naar Buikersloot. De andere veerboten gaan iets verder weg en varen daarom wat minder frequent, maar nog steeds heel vaak. Van en naar het IJ-Plein, elk kwartier, van en naar de voormalige NSDM werf, elk half uur.
 
 
Gezien deze onverzadigbare behoefte – het overzetten gaat immers 24/7 door, zou je verwachten dat er aan de Noord-zijde van het IJ, ook behoefte is aan parkeergelegenheid. Die behoefte is er, inderdaad, maar de parkeergelegenheid is er niet. Ja, maximaal twee uur kun je er met je auto terecht. Er is vanaf de veerpont een als maar groeiend ‘blauwe zone’ gebied, dus langer dan twee uur mag je er niet staan. Ook voor het nabijgelegen gloednieuwe filmmuseum “Eye’ is slechts beperkt – betaalde – parkeergelegenheid beschikbaar.
En dat probeer je nou juist te vermijden! De wijk bij de pont is dus min of meer autovrij en mensen die voor langere tijd naar Amsterdam komen, zoals wij, moeten dus buiten de blauwe zone zien te parkeren. Dat doen wij dan ook maar. Wij zetten de auto doorgaans ruim een kwartier lopen van de pont. Daarom doe ik dat ook vaak op de fiets. Ik laad eerst in de stad de spullen uit, ik laad daarna de fiets in en rijd naar een afgelegen plek in Noord, net buiten de blauwe zone. Daar parkeer ik de auto. Vervolgens fiets ik weer terug, gebruik makend van de pont. Dat kost alles bij elkaar een half uurtje.
Maar hoe doen al die andere mensen dat? De binnenstad is waanzinnig duur: 
5 per uur – het hoogste tarief ter wereld – dat ga je niet zo maar betalen, voor langere tijd.
Waarom is er niet een gigantische parkeergarage, waar je bijvoorbeeld een euro per uur betaalt. Met een maximum van zeg twaalf euro per dag. Een soort ‘lang parkeren’, zoals op Schiphol? Je trekt veel meer mensen/toeristen naar de stad. Dat is toch wat men wil?
Misschien dat de Noord-Zuidlijn uitsluitsel biedt.

Het kleine denken

Verbaas jij je ook wel eens over sommige dingen. Neem nou straatbordjes. Of nummers op de huizen. Ik bedoel, de grootte ervan.
Ik liep laatst door een wijk in Den Haag. Ik liep op een grote, brede straat, met een brede middenberm en daarop een trambaan. Het straatbordje is zo klein, dat je het bijna niet kunt vinden. Het is net zo klein als de bordjes in een smal bestrate nieuwbouwwijk, een ‘woonerf’. Voor je het weet raas je er langs. Ik heb er een voorbeeld van: zie de foto van een straatbordje uit Rotterdam, op een drukke invalsweg. Kun je het zien? Een piepklein blauw straatbordje.

Maar ook de nummers op de flatgebouwen zijn piepklein. Hoe kun je dat nou lezen, terwijl je zo’n 30 á 40 kilometer per uur rijdt. Ook daar heb ik een foto van. Vanaf het voetpad, dus dichtbij, genomen.
 
In Amerika heb je grote borden die dwars op de rijrichting staan, waar je dus niet om heen kunt. Maar ja, in Amerika is alles gericht op de automobilist. De borden en nummers moeten dus wel groot zijn, want je moet ze in een flits kunnen zien, zonder jezelf en het verkeer in gevaar te brengen. En ze denken groot! Dat helpt ook.


In Nederland is veel van die zaken nog gericht op paard en wagen. We zijn stil blijven staan. We hebben ons niet aangepast. We zijn (nog steeds) niet op reizigers uit onbekende streken gericht. Slechts op het naburige dorp!  Je ziet het ook aan de borden langs de snelweg:
Als je in Duitsland, Frankrijk of Spanje over de snelwegen rijdt, worden sommige grote steden al honderden kilometers van te voren aangegeven. Berlijn, München, Parijs, Bordeaux, Barcelona. Dan weet je ongeveer waar je heen moet. Als je van de Afsluitdijk komt en je rijdt naar Amsterdam, dan je zie geen bord Den Haag, Rotterdam of Utrecht (Eindhoven of Maastricht al helemaal niet). De borden Den Haag of Rotterdam zie je pas twee kilometer voordat je bij Amsterdam bent. Op het laatste bord vlak voor dat je ring oprijdt staat er op het bord dat vier rijstroken beslaat: ‘Amsterdam 2′. In Utrecht is ook zo’n situatie. op de A28. Zou je als reiziger niet precies de weg weten, dan ontstaat de indruk alsof je op het punt staat het centrum van Amsterdam of Utrecht binnen te rijden. Daarna moet je maar weer verder zien.
Het is een vorm van ‘klein denken’ van ons Nederlanders.

Binnenkort koning

Onlangs zag ook ik het interview met de aanstaande koning, Willem-Alexander. Prachtig interview. Wat is die jongen gegroeid! Zelfverzekerd, welbespraakt, genuanceerd, open, eigentijds, volwassen, werkelijk heel goed en mooi om te zien. Humor, ernst, emotie het zat er allemaal in. Er is inmiddels veel over geschreven en gezegd. Hier is mijn bijdrage.
Ik geef een paar voorbeelden, niet uitputtend, van de dingen die me te binnen schieten:
Sterk vond ik de wijze waarop hij omging met de vraag over het ceremonieel koningschap. Hij leert ons duidelijk hoe dat – ook grondwettelijk – is geregeld. Hij stelt klip en klaar het parlement boven zich en zal, ook via die instelling, met z’n tijd meegaan.
De duobaan kwam langs. Prima zoals hij zich daarover uitliet. Grondwettelijk is er de koning, dat kan een man of een vrouw zijn. Ik zeg het in m’n eigen woorden. Dat betekent dus dat als de grondwettelijke functie ‘koning’ wordt ingenomen door een man, zijn vrouw koningin kan worden genoemd. Is de koning een vrouw, dan kan de man niet anders dan prins-gemaal zijn.
Ook het drama rondom Prins Friso, de afwezigheid van de vader van prinses Máxima, hoe het ouderschap tegelijkertijd in te vullen, de inhoudelijke kant van het koningschap, kwam langs. Het zijn allemaal zaken die besproken zijn en die antwoorden hebben opgeleverd, waar we wat aan hebben.
 
Ook besprak hij in alle openheid en gaf hij aan, fouten te hebben gemaakt, daarvan te hebben geleerd en – ook belangrijk – nog in de toekomst fouten te zullen maken. Dat hoort erbij en is niet erg, mits ervan geleerd wordt en de consequenties goed worden – mijn woorden – gemanaged.
Het minst kwam de vraag over zijn beloning ervan af. Hij gaf aanvankelijk zoals hij zei, een formeel antwoord, had het vervolgens over bezuiniging en dus ontslag van een deel van de hofhouding. Wat hij er aan had kunnen toevoegen, is dat het niet alleen een salaris is dat hij ontvangt, een salaris waar – typisch Nederlands – men jaloers op reageert, maar dat het inkomsten zijn voor het bedrijf dat hij in feite runt. Een bedrijf dat bestaat om een symbool te vormen, een bedrijf ten behoeve van de continuïteit en stabiliteit van Nederland.
Samenvattend: veel respect en veel vertrouwen, dat zijn wat mij betreft de kernwoorden.
Ik wens hem en haar trouwens ook, heel veel succes!