De Museum Pitch en Obama



Bij De Wereld Draait Door zag ik vorige week een item over musea.
Zoals bekend komt President Obama komt naar Nederland in verband met de Nucleair Security Summit, de Nucleaire Top in het World Forum Den Haag, de komende dagen.
Hij had aangekondigd ook naar Amsterdam te willen. De Museum driehoek werd genoemd, maar algemeen werd aangenomen dat hij naar de Nachtwacht wilde gaan kijken.
Dus had men bij DWDD bedacht om een aantal museum directeuren uit te nodigen met als opdracht een toelichting te geven (te pitchen) op en mee te nemen naar de uitzending, dat hun museum bijzonder maakt en waar Obama niet omheen kan om te gaan zien.
Alleen dat al vind ik bijzonder. Dat ze op dat idee komen. Erg leuk.
Vervolgens zaten daar zes museum directeuren en de week erop weer zes, die allemaal iets bijzonders over hun museum te vertellen hadden.
En dat deden ze op een enorm enthousiasmerende manier en met een enorme bevlogenheid, indrukwekkend. Ik denk dat menig marketeer en leider van een bedrijf daar een voorbeeld aan zou kunnen nemen.
Want het effect is zeker dat ik zelf een keer naar een aantal van die musea zal gaan. Zo interessant waren de bijdragen van deze mensen. Of Obama naar deze musea gaat, blijft natuurlijk de vraag. Niet zo heel veel kan immers tegen de Nachtwacht op.
De lijst van musea is indrukwekkend (zie ook de twee linkjes naar dwdd):
http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/310936
http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/311378– Het Amsterdams Museum, met een achttiende eeuwse pruik;
het Scheepvaart Museum, met een oude kaart uit 1482, dus tien jaar voor de     ontdekking van Amerika;
het Tassen Museum, met een koffer van Prins Bernard en een hutkoffer waarin maar liefst dertig schoenen konden, iets voor Michelle en de twee dochters;
het Westfries Museum in Hoorn, met het oudste aandeel ter wereld, waarvan ik overigens een replica heb (zie foto);
het Pianola Museum met een echte pianola, een soort voorzet piano;
het Stedelijk Museum in Alkmaar met poolstokbriefjes van 450 jaar geleden. Destijsd was dat een methode om diplomatie te bedrijven;
het Prinsenhof in Delft, waar voor het eerst een staatsman – Willem van Oranje – door een handvuurwapen werd vermoord. Dat handvuurwapen had de directeur meegenomen;
Naturalis in Leiden, met Hawaii vinken, die door toedoen van de Amerikanen niet meer bestaan;
Museum Speelklok in Utrecht, met een jukebox uit Chicago, uit de tijd van de drooglegging. – Dit apparaat bleek eigenlijk een illegale gokkast te zijn;
Museum Boerhave in Leiden, met een apparaat waar Madam Curie ROND 1900 radioactiviteit mee probeerde te testen. Radioactiviteit waarmee ze overigens gewoon van Parijs naar Leiden reisde, precies waar deze nucleaire top over gaat, althans over het voorkomen van dit soort reisjes;
Singer Museum, met een schilderij van William Singer;
 het Valkhof in Nijmegen, met een vork die destijds in bezit was van de Franse onderhandelaar, Charles Colbert.
Wat een lijst!

Is er straks geen werk meer?

Laatst was er een studie die uitwees dat als we zo door gaan, er niet meer genoeg banen zullen zijn om alle mensen aan het werk te houden. The Economist schreef er over. Er is sprake van een toenemend banenverlies. Dat komt door de toenemende automatisering, meent de studie.
Een bekend voorbeeld is de firma Kodak: tijdens de hoogtijdagen van de filmrolletjes, werkten er ongeveer 150.000 mensen. Facebook nam een paar jaar geleden het fotobewerkingsbedrijf Instagram over voor één miljard dollar. Er werkte slechts dertien mensen .
Voor mijn gevoel is deze zorg van alle tijden. Althans, sinds de Industriële Revolutie en zeker tijdens de tweede helft van de vorige eeuw.
Het is juist dat machines in zijn algemeenheid op korte termijn werkgelegenheid vernietigen. De machines nemen het werk over. De mensen die dat soort werk deden, staan op straat.
Berucht is de geschiedenis van woedende Engelse textielarbeiders die rond 1800 de weefmachines kort en klein sloegen, omdat die hen het brood uit de mond stootten. Een vergissing overigens, want het was de directie die tot de investering in de machines had besloten.
Tegenwoordig heb je robots. Dan ligt het voor de hand dat er mensen op straat komen te staan. Geïndividualiseerd levert dit vaak schrijnende situaties op. Laat ik dat niet onderbelicht laten. Want het zal je maar gebeuren: jarenlang haal je in een fabriek dagelijks een bepaald handeltje over, vervolgens wordt die handeling door een robot overgenomen en sta jij op straat.
In een groter verband getrokken, meen ik echter dat er geen reden tot zorg is. Want waarom is er in de afgelopen twee eeuwen niet een veel grotere werkloosheid ontstaan?  De automatiseringsgraad is immers sterk toegenomen en ook de wereldbevolking verviervoudigde. Twee elementen die op zich voor massale werkloosheid zouden moeten zorgen en toch is de werkgelegenheid ook toegenomen, afgezien van recessies en crises zoals die van de laatste jaren. Kennelijk is er door de loop der tijden vervangende werkgelegenheid ontstaan. Dat zal nog wel even doorgaan, ook al denken pessimisten van niet.
Want één aspect wordt over het hoofd gezien: uitvindingen. Dáár komt het werk vandaan. Dat is al eeuwen zo. Eerst is er de uitvinding. Dan volgt ondernemerschap, waarbij de uitvinding in de praktijk wordt getest. Veelal gebaseerd op hobbyisme. Langzaamaan wordt er verkocht. Al die zaken die door de machines van de tweede helft van de negentiende eeuw overbodig werden, konden na verloop van tijd vervangen worden door werk aan uitvindingen. Uitvindingen die op zich vaak weer het gevolg waren van de machines. Uitvindingen die uiteindelijk hele industrieën omvatten, zoals auto’s, vliegtuigen, de daarmee verband houdende olie-, toeristen- en hotelindustrie. Denk verder aan de radio-, tv- en filmindustrie, de computerindustrie en alles wat daarmee verband houdt. En al die miljoenen banen die wereldwijd daardoor zijn ontstaan.

De conclusie is dus dat het werk dat door automatisering vervalt, vervangen zal worden door werk dat ontstaat door uitvindingen die we nu nog niet kennen. Ik spreek wel over een hele lange termijn. Dat is duidelijk. Deze conclusie is enerzijds gebaseerd  op wat er in het verleden is gebeurd, anderzijds op vertrouwen dat dit de wijze is waarop onze wereld werkt.

Wat zijn dit voor vragen? Vraag 4 van 6: Wie moet de leider zijn?

In de zomer 2013 viel mijn oog op een terugkerend artikel uit De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen ook eens beantwoorden. Steeds één per blog.
Hier volgt de vierde Volkskrant vraag.
Vraag 4: Wie zou de baas van de wereld moeten zijn?
Wat een woord, baas! In dit verband zou ik eerder van ‘leider’ willen spreken.

Lees verder Wat zijn dit voor vragen? Vraag 4 van 6: Wie moet de leider zijn?

Organisaties, deel 2 van 2

In een vorige blog over organisaties was de stelling dat organisaties niet groter moeten zijn dan maximaal 350 á 400 mensen. Wordt hij groter dan verliest men het zicht op elkaar en vooral op de klant. Men is in toenemende mate druk met elkaar. De klant raakt steeds verder buiten beeld.
Hoe dit op te lossen?

Lees verder Organisaties, deel 2 van 2

Is de kritiek op de koning in Sotchi terecht?

Er was onlangs een ingezonden brief in de Volkskrant over het gedag van de onze Koning in Sotchi. Hij zou zich niet waardig, als een koning, hebben gedragen. Hij gedroeg zich als een corpsbal, bierdrinkend met onder andere President Poetin in het Holland Heineken Huis (zouden ze daar nog iets anders schenken?) en met een blond mokkel aan zijn zijde. 

 

Premier Rutte zei erover dat hij de kritiek onzin vond. Hij stelde de vraag wat de koning dan, als sportliefhebber, had moeten doen. In een driedelig kostuum strak voor zich uitkijkend en slapjes applaudisserend bij de overweldigende resultaten van de Nederlanders. Zijn effect op de sporters bleek erg stimulerend. Zeurpieten noemden hij deze critici.

Azijnpissers zijn het, vonden weer anderen. En misschien hebben ze wel gelijk.
Want ik plaats ook kanttekeningen bij de ingezonden brief. Er zijn mensen geweest die er sympathie voor bleken te hebben, waaronder Maarten van Rossum. Het is allemaal zo negatief: als er mensen zijn die plezier hebben, of erg succesvol zijn, dan beginnen anderen zich daaraan te storen. Sommigen gaan dan zover dat ze ingezonden stukken sturen.


Maar dat terzijde. Verder met de ingezonden brief zelf. Om te beginnen spreekt de brief over corpsballen. Dat heeft er lijkt mij niets mee te maken. Alsof alleen corpsballen bij grote sportsuccessen uit hun dak gaan. En alsof alleen corpsballen een blond mokkel naast zich hebben zitten. 
Wat dacht je van voetbalhooligans? Over bier drinken gesproken. Nee, het ingezonden stukje sloeg daar de plank volledig mis. Het haalde twee dingen aan, die niets met elkaar te maken hadden: de juichende koning, met koningin Maxima aan zijn zijde, al even betrokken en bierdrinkende corpsballen, die als hooligans werden neergezet. Wat een onzin!

Wat ik zie is betrokkenheid!
In zijn manier van omgaan met de mensen herken ik de wijze waarop een organisatie van welke aard dan ook geleid kan worden: geef mensen vertrouwen, behandel iedereen met respect, durf tussen je mensen in te staan, heb vooral ook plezier met elkaar, deel de ellende, betrek ze bij beslissingen en streef samen je doelen na.
Dat is betrokkenheid! Dat liet de koning zien!

Een blog over organisaties (deel 1 van 2)

Af en toe post ik een blog over organisaties en hoe ik meen dat je een bedrijf zou kunnen organiseren. Nu ook weer.
De stelling is deze keer dat een bedrijf niet te groot mag worden ‘omdat het dan geen klanten meer nodig heeft’.
Dat is nogal een uitspraak.
Ik zal dat toelichten. ‘Geen klanten meer nodig hebben’ betekent eenvoudigweg dat het personeel te ‘druk met zichzelf is’. Klanten zijn lastig en worden zoveel mogelijk ‘buiten de deur’ gehouden, zij het dat niemand dat openlijk zal toegeven.
De grens ligt bij ongeveer 350-400 medewerkers. Ik heb het diverse keren mogen ervaren dat onder dat getal, ruwweg iedereen ervan doordrongen is dat klanten belangrijk zijn. Boven dit getal, verliest men het zicht op elkaar en dus ook op wat er precies ‘buiten’ gebeurd. Daarmee vervalt voor hen langzaam de noodzaak van een goede dienstverlening aan de klanten.
Uiteraard zal iedereen volmondig erkennen dat de klant toch ook voor hem of haar koning is, maar in de praktijk zal dit anders uitpakken. Men is druk met allerlei projecten die maar niet afkomen of te veel gekost hebben of beide. Of men is druk bezig iets voor de baas te doen, of erger nog, de baas uit de wind te houden.
Ik geef een voorbeeld:
Het is vrijdagmiddag vijf uur. Je staat op het punt om naar huis te gaan en met het weekend te beginnen. Op de – inmiddels verlaten – afdeling gaat de telefoon en tegelijkertijd gaat je mobiel af. Je ziet aan de displays wie het zijn: een klant en op je mobiel, je baas. Welke telefoon neem je op? Het verantwoorde antwoord is, de klant, maar er zullen velen zijn die toch maar voor de baas kiezen. Van hem ben je immers direct afhankelijk. Je wilt laten zien dat je er nog – als enige – bent.
Hoe nu deze valkuil te vermijden?
In een volgende blog ga ik hier verder op in.

Wat zijn dit voor vragen? Vraag 3 van 6: blijven we vooruitgaan?

Van de zomer viel mijn oog op een terugkerend artikel uit De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen ook eens beantwoorden. Steeds één per blog.
Hier volgt de derde Volkskrant vraag.
Vraag 3: Blijven we altijd vooruitgaan? Of hebben onze kinderen en kleinkinderen het minder goed dan wij?

Bij deze vraag is het eerste dat mij te binnen schiet, ontbossing. Onder andere door ontbossing zouden onze kinderen het wel eens minder goed kunnen krijgen dan wij. En zeker onze kleinkinderen.

Ontbossing is zo’n issue – er zijn er veel meer – waarbij nadrukkelijk de vooruitgang en de kosten van vooruitgang naar voren komen. Als tegenstelling. De nieuwe generatie zal nog veel meer dan wij al trachten, in het reine met deze tegenstelling moeten zien te komen. Vooruitgang is prima, onvermijdelijk en zelfs prettig, maar de kosten zijn hoog.
Ik herinner me toen ik bij Shell werkte dat we met lange termijn scenario’s werkten. Door het hele bedrijf heen werd met dezelfde optimistische, pessimistische en midden scenario’s gewerkt. Vooral bij het doen en evalueren van investeringen, het gebied waar ik werkte. In de Shell scenario’s werd gewerkt met een wereld mét vooruitgang én zonder. Het ene scenario had hoge kosten, voor milieu en vanwege wat we tegenwoordig duurzaamheid noemen.

 
Het andere scenario, dus weinig vooruitgang, had veel lagere kosten. Ik herinner me nog heel goed dat de man die het presenteerde, zei, dat de ene wereld niet noodzakelijkerwijs slechter zou zijn dan de andere. Die van vooruitgang heeft hoge kosten en daarmee is het contrast groter, wat betekent dat het moeilijker – vooral politiek – is te managen. Maar beide zijn denkbaar en aanvaardbaar.


Terug naar de vraag: zullen we blijven vooruitgaan? Ja, is mijn antwoord, of beter, ja, dat zal gebeuren. Of onze kinderen en kleinkinderen het daardoor minder goed krijgen is niet de juiste vraag, denk ik. Ik meen dat het eerder een kwestie is van het managen van de hoge kosten waarmee de vooruitgang gepaard gaat: zien wij en daarna onze kinderen en kleinkinderen kans de kosten in brede zin in de hand te houden, door bereid te zijn in duurzaamheid te investeren. Zijn wij en daarna zij niet bereid die kans te pakken, dan hebben vooral zij het – materieel – beter maar worden ze van alle kanten door de negatieve effecten bedreigd. Dan wordt de An Inconvient Truth van Al Gore (toch) (nog) waarheid.

Wat zijn dit voor vragen? Vraag 2 van 6: komt er ooit nog oorlog?

Van de zomer viel mijn oog op een terugkerend artikel uit De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen ook eens beantwoorden. Steeds één per blog.
Hier volgt de tweede Volkskrant vraag.
Vraag 2: Komt er ooit nog oorlog in Europa? Waarom wel/niet?
Wat is oorlog?
Het antwoord hangt van de definitie van oorlog af. Zoals het hier vermoedelijk is bedoeld, in de traditionele Tweede Wereldoorlog-zin, meen ik van niet. Het lijkt mij in die zin niet meer mogelijk. In ieder geval niet in West-Europa. We zijn het ontgroeid. We zijn volwassener geworden. Hoe zit dat?
Carl von Clausewitz
Het militair-strategische boek van de Duitse generaal Carl von Clausewitz (1780-1831), Vom Kriege, vertelt mij, dat oorlog door de eeuwen heen een politiek middel was om doelen te bereiken. Het boek kent als beknopte conclusie de beroemde stelling: “Oorlog is de voortzetting van politiek met andere middelen”. Waar de gebruikelijke middelen van de buitenlandse politiek falen, blijft de oorlog als enig machtsmiddel over, zo meent Von Clausewitz.
De ‘blokken’
Tot na de Tweede Wereldoorlog lagen de verhoudingen zo. Daarna kwam echter de Koude Oorlog. Tot een rechtstreeks treffen tussen de ‘blokken’ (het Westen en het Oostblok) kwam het niet. De risico’s van dit ‘politieke middel’ werden inmiddels te groot geacht. Lokale oorlogen werden nog wel gevoerd. De blokken waren daar politiek, financieel en soms militair bij betrokken. Denk aan Berlijn, Korea, Vietnam en de oorlogen in Afrika.
Ontwikkeling in de strijd
Ook zou je kunnen zeggen, als je de geschiedenis en de ontwikkeling van de mensheid bekijkt, dat er aanvankelijk alleen lokale strijd was. Mens tegen mens, stam tegen stam, vervolgens graafschap tegen graafschap (denk aan de Hoekse en Kabeljauwse twisten), daarna land tegen land, weer later groepen landen tegen een andere groepen landen (denk aan de geallieerden). Deze laatste vorm was tijdens de Tweede Wereldoorlog het geval. Na de oorlog volgden werelddelen tegen werelddelen (de ‘blokken’).

Allen tegen allen
De vraag is waar dit eindigt of wat de volgende stap in deze ontwikkeling zal zijn? In de literatuur kunnen we lezen dat hierna een strijd ‘van allen tegen allen’ volgt.
(Zie ook: http://www.parlement.com/id/vivadrmohaln/thomas_hobbes en
 http://ridzerdvandijk.wordpress.com/tag/oorlog-allen-tegen-allen/). Daar zijn wij nu, meen ik, aangekomen. Maar dan wel in mijn interpretatie: een strijd van allen tegen allen, is niet een echte oorlog, met legers en veldslagen, maar een dreiging, bijvoorbeeld van het terrorisme zoals we dat inmiddels kennen. Er ontstaan cellen, soms in onze eigen omgeving, die ondernemen actie om hun eigen, vaak ideologische redenen. En men vindt daarbij zelf ook vaak de dood. Je weet niet waar, niet wanneer, niet door wie en niet tegen wie.

Is er hoop?
Ik meen van wel. Kosmisch gezien zijn we bij het tijdperk Aquarius aanbeland. In de jaren zestig werd dat reeds bezongen in de musical Hair. Kenmerkend voor dit tijdperk is onder meer dat de mens er achter komt dat we allemaal van dezelfde bron afstammen, dat we één geheel zijn. En dat betekent dat als je iets van iemand afneemt, je dat in feite van jezelf afneemt. Dat geldt voor diefstal, maar ook voor oorlogen en pijn. Doe je iemand pijn, dan doe je jezelf pijn. Er is hoop, omdat men dit geleidelijk zal gaan doorzien. Strijd tegen iemand, is in feite dus een strijd tegen jezelf!

Het Terracotta-leger

De vorige blog over China ging over mijn spannende tweedaagse bezoek aan de Chinese stad Xian. 
 
De volgende morgen zou ik naar het Terracotta-leger gaan. Via het hotel was het me gelukt een Engelstalige tolk te organiseren. Hij leidde me rond in een van de opmerkelijkste vondsten en opgravingen van de vorige eeuw.
 
Op 29 maart 1974 stuitte een boer die een put aan het graven was, op een terracotta-soldaat. Er werd verder gegraven en met de opgravingen kwamen duizenden soldaten en paarden tevoorschijn. Een groot leger, dat de dode keizer in zijn onsterfelijkheid zou vergezellen. Geen enkel beeld is hetzelfde. Met de huidige technieken is het overigens nog niet verantwoord om zonder beschadiging het graf van de keizer met eventuele schatten op te graven. De kleuren van de beelden zijn tijdens de opgravingen door blootstelling aan de buitenlucht verloren gegaan. Er wordt gewerkt aan een oplossing om dit bij verdere opgravingen te voorkomen.

 
De geschiedenis is als volgt (bron: deels herschreven wikipedia – de foto’s zijn van mij):
 
Keizer Qin Shi Huangdi wist gedurende zijn relatief korte bewind, grote koninkrijken rondom een rivier in China te verenigen tot één rijk en wordt daarom gezien als de eerste keizer van China.
 
Bij de bouw van zijn mausoleum werden naar schatting zo’n 700.000 arbeiders ingezet, ruim twee keer zoveel als bij de Chinese Muur. Met de bouw werd reeds in het eerste jaar van Qin Shi Huangdi’s dynastie begonnen. Het is onderdeel van een ommuurd stuk land met talrijke gebouwen. Het mausoleum ligt als een paleis onder een grafheuvel, die nu 76 meter hoog is. Het graf moet toentertijd indrukwekkend zijn geweest. De grafheuvel, die oorspronkelijk 115 meter hoog was en begroeid met gras en bomen, werd omringd door tien tot twaalf meter dikke muren. Binnen deze muren stonden ooit tempels, zalen en bestuurlijke gebouwen. Het geheel besloeg meer dan tweeënhalve vierkante kilometer. Er zijn meer dan 400 putten met grafgeschenken opgegraven.




Het leger is geheel compleet, met alle rangen en standen, generaals , gewone soldaten en alles daar tussen in, boogschutters (geknield), paarden, vierspannen,enzovoort, enzovoort. 
 
 
Wonderbaarlijk genoeg is de tombe waarin Qin moet liggen nooit geopend. Volgens een beschrijving van de Chinese historicus Sima Qian, uit de eerste eeuw voor Christus, was het ontwerp van het graf bedoeld als een ondergrondse weergave van het heelal. Volgens deze historische bron is de bodem vormgegeven als een kaart van het Chinese rijk. De Gele Rivier, Yangtsekiang en de oceaan zouden zijn nagebootst in kwikzilver.
 
Qin geloofde dat het graf zijn paleis voor de eeuwigheid was en dat het leven onder de grond een vervolg werd van zijn leven op de aarde. Rond zijn tombe bevinden zich grafkamers met giften, die ervoor moesten zorgen dat zijn ziel in het hiernamaals gevoed en beschermd werd. Van de kleine honderd grafkamers zijn er nog maar enkele geopend. Er liggen nog ontelbare schatten onder de grond.
 
Door de eeuwen heen is het Terracotta-leger geleidelijk aan bedekt met een drie meter dikke zandlaag. Zo heeft het leger 2200 jaar onder de grond gelegen. De tand des tijds heeft ernstige schade heeft toegebracht, in die zin dat door verrotting van de houten plafonds van de ondergrondse gangen, het zand op de beelden is gevallen, waardoor ze zijn gebroken. Deels zijn ze weer in elkaar gezet.
 

 
 
De wapens die gevonden werden zijn nog steeds scherp. Dit komt waarschijnlijk door de oppervlaktebehandeling die de Chinezen hadden geperfectioneerd in hun tijd. De pijlpunten waren ook nog dodelijk op een andere manier. De punten werden gemaakt van een hoog percentage lood, als je niet dood ging door de pijl zelf dan werd je wel vergiftigd door het lood.

 



Tot slot is vermeldenswaardig dat aan het eind van de bouw van het graf de mensen die mee hadden geholpen levend in het ondergrondse paleis werden begraven, zodat geen van de geheimen zich konden openbaren.
 

 

 
Zoals ik al zei, werd ik rondgeleid in een van de opmerkelijkste vondsten en opgravingen van de vorige eeuw.
 

Wat zijn dit voor vragen? Vraag 1 van 6: zorgwekkende ontwikkeling.

Van de zomer viel mijn oog op een terugkerend artikel in De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen zelf ook eens beantwoorden. Ik doe dat steeds één per blog.

Hier volgt de eerste Volkskrant vraag.

Over welke ontwikkeling maakt u zich het meeste zorgen?

Wat het eerste bij mij opkomt is de toenemende bureaucratie. Er zijn natuurlijk nog wel meer zorgen, zoals oorlog, terrorisme, martelingen, ontbossing, enzovoort. Maar ik wil het even hebben over wat het eerste in me opkomt.

Ik vind het zorgwekkend wat er allemaal aan regels wordt bedacht en hoe ze worden toegepast. Waar dan ook en door wie dan ook. En dan heb ik het nog niet over de vervolgens elkaar tegensprekende regels. Via mijn kinderen heb ik te maken met de regels voor het volgen van universitaire studies. Je weet niet wat je meemaakt: de brei aan regels is als een tsunami. Iemand die daarin goed de weg weet, heeft succes. En vervolgens wordt er over die regels en procedures alleen maar gemaild, inclusief de daarbij behorende fouten en miscommunicatie. Er is geen persoonlijk contact. Voortdurend komen er zodoende andere mensen aan het woord. Dat betekent dat bovenop al deze regels ook nog eens een zorgelijk communicatie issue aan het ontstaan is, om maar te zwijgen over de begripsverwarring.


Bovendien is dit een zorgelijke ontwikkeling omdat het wantrouwen in de hand werkt, respectievelijk vergroot. Men vertrouwt gezagdragers niet meer, de claimcultuur wordt in de hand gewerkt.

Onderwijs is dus zo’n voorbeeld. Docenten raken overwerkt, niet zozeer door de druk die lesgeven met zich meebrengt, die is immers van alle tijden, nee, het omgaan met de regeldruk is de belastende factor.

Op talloze andere gebieden is regelgeving ook alom aanwezig of in aantocht: de regelgeving over pensioenen, met alle onbegrip, starheid en soms gewoonweg domheid van dien. Hoe kun je over een ingewikkeld onderwerp als pensioenen communiceren, als er tegelijkertijd wordt geëist dat bepaalde juridische teksten dienen te worden gehanteerd?  Zomaar een voorbeeld. Waarin sprake van tegenspraak is. Toezichthouders schrijven van alles voor, risicomijdend en bang als ze zijn. Ik heb daar al eens eerder een blog aan gewijd.



Wat dacht je van de regelgeving uit ‘Europa’? Europa en de Europese Unie zijn wat mij betreft een prima idee, het vermijden van oorlog, het bevorderen van de economie, ik sta daar helemaal achter. Maar graag zonder de bureaucratie. Wie had kunnen bedenken dat deze tomeloze bureaucratie zou ontstaan. Een bureaucratie waar niemand iets aan schijnt te kunnen doen, de machthebbers accepteren het, stimuleren het zelfs. Het effect is dat de burger zich langzaam maar zeker van Europa afkeert en dat het oorspronkelijke grootse idee, één verenigd Europa, teloor gaat.